Aan de wet gestorven

De apostel Paulus schrijft in Galaten 1: ´Want ik ben door de wet aan de wet gestorven, om voor God te leven´ (vs. 19). De wet was heilig, rechtvaardig én goed (Rom. 7:12). Maar omdat zij door het vlees krachteloos was, kon zij alleen maar dood en oordeel brengen over de mens in zijn gevallen, onmachtige toestand. Paulus, die eens onder de wet was, had deze werking ten volle ondervonden. Hij was door de wet gestorven. Zij had het oordeel van de dood over hem uitgesproken, en dit oordeel was in Christus over hem voltrokken. Met Christus was hij gestorven en opgestaan. Nu leefde hij niet meer volgens zijn oude toestand als een mens in het vlees. Daarom had de wet ook geen enkele aanspraak meer op hem; hij was aan de wet gestorven en daardoor voorgoed ontrukt aan haar heerschappij en macht. Een volmaakte Plaatsvervanger had voor altijd volkomen voldaan aan de rechtvaardige eisen van de wet. Nu was hij door de dood vrijgemaakt van de wet. Hij was nu het eigendom van een ander geworden: van Hem Die uit de doden opgewekt is. En het doel was dat hij voortaan ´voor God zou leven´.

Wat een gelukkige man was hij! Maar met hoeveel moeite, tegenspraak en vijandschap had hij te kampen, omdat hij deze kostbare waarheid niet alleen zelf wilde beleven, maar ze ook aan anderen wilde meedelen. Het vlees wil nu eenmaal niet in de dood. Het is voor de oude natuur onverdraaglijk om zichzelf als totaal bedorven en krachteloos, tot werkeloosheid, ja tot de dood veroordeeld te zien en niets dan zonde te zijn. Ook in de gelovige probeert het vlees telkens weer op te leven en werkzaam te worden. Maar als dit gebeurt, kan alleen zonde en diepe beschaamdheid het gevolg zijn voor de gelovige. God zij geloofd dat wij die met Christus gestorven en opgestaan zijn, het recht hebben ons voor de zonde dood te houden. Omdat wij in Hem leven bezitten, bezitten wij daarvoor ook de kracht. Wij zijn geroepen en bekwaam gemaakt om de grote apostel op zijn weg na te volgen. De Heer geve dat wij allemaal met meer ijver mogen verder gaan op de weg van het leven, als ´navolgers´ van deze gelukkige man.

R. Brockhaus