Beproevingen en verzoekingen in het leven van de Christen

Examensituaties kennen we allemaal: een proefwerk op school, het eindexamen aan het eind van de opleiding, het autorijexamen … Zulke examens zijn vaak niet gemakkelijk. Ze dagen ons uit en nemen onze kracht en tijd in beslag. En we zijn blij als we ervoor slagen.

Ook in ons geloofsleven zijn er examens. De weg van een christen loopt niet altijd op rolletjes, er zijn moeilijkheden van allerlei aard die ons op de proef stellen. Ook Jakobus spreekt er in het eerste hoofdstuk van zijn brief van dat de gelovige beproefd en verzocht wordt. Hij gebruikt daarvoor het Griekse woord “peirasmos” (resp. “peirazo”) – een woord dat afhankelijk van het tekstverband zowel een positieve betekenis in de zin van een “beproeving of toetsing” als een negatieve betekenis in de zin van een “verzoeking” kan hebben.

1. Van binnenuit en van buitenaf
In Jakobus 1 komt de uitdrukking in beide betekenissen voor. In de eerste twaalf verzen gaat het om “beproevingen” (vers 2-3, 12). Daarmee worden geloofsbeproevingen bedoeld die van buitenaf op ons af komen en wat positiefs bij ons moeten bewerken.

In de verzen 13 tot 15 wordt dan herhaaldelijk van “verzoeken” gesproken. Uit de tekst wordt duidelijk dat het daarbij om verzoekingen gaat die van binnenuit uit onze oude natuur voortkomen en waardoor we gevaar lopen te zondigen.

2. Beproevingen
Als God ons beproeft of op de proef stelt, heeft Hij niet altijd hetzelfde doel voor ogen. Al naar gelang de noodzaak van de situatie, zendt Hij beproevingen van onderscheiden aard. Zo kunnen zulke beproevingen bijvoorbeeld “corrigerend”, “voorkomend” of ook “oefenend” zijn.

Verandering
Door corrigerende beproevingen (of ook “bestraffingen”, zie Hebr. 12:5, 11) wil God ons in Zijn liefde op dingen wijzen die in ons leven niet in orde zijn en die wij moeten veranderen. Als we worden geconfronteerd met een onverwachte moeilijkheid, is het goed als we de Heere Jezus persoonlijk vragen of de oorzaak ervan aan ons verkeerde gedrag ligt. Als we oprecht zijn, zal de Heere ons duidelijk maken wat we in ons leven moeten veranderen.

Voorkoming
Door middel van preventieve beproevingen wil God ons voor wat verkeerds bewaren. Een voorbeeld daarvan is de “de doorn in het vlees” die de apostel Paulus werd gegeven, opdat hij zich niet zou verheffen (2 Kor. 12:7). Bij ons kan het bijvoorbeeld zijn dat we ons wat hebben voorgenomen wat de Heere niet kan goedvinden, en Hij ons dan een ziekte stuurt, zodat onze plannen worden doorkruist.

Oefening
Voor sommige beproevingen is er echter geen concrete (negatieve) aanleiding in ons leven. Door zulke beproevingen wil God dan ons geloof “activeren” en oefenen. Een voorbeeld daarvan is Jozef die meerdere jaren onschuldig in de gevangenis moest doorbrengen, voor hij de “redder van de wereld” werd. In dit opzicht kunnen we het geloof met een spier vergelijken. Een spier die niet gebruikt wordt, wordt zwak en verlamt snel. Als de spier echter wordt gebruikt en getraind, groeit hij en wordt onvermoeibaar en hard. Zo gaat het ook met ons geloof. Door “het oefenen” op Gods school, krijgen we een goede geestelijke “conditie”. Als het ons daarentegen allemaal voor de wind gaat, kan het gevaar ontstaan dat ons geloof verflauwt en dat we denken het zonder geloof en zonder de Heere Jezus te redden.

3. Gezegende uitwerkingen
Beproevingen en moeilijkheden zijn op zich geen reden tot blijdschap (Hebr. 12:11). Als God ons bijvoorbeeld een ziekte stuurt, als we een geliefde verliezen, of problemen in het gezin, op school of op het werk krijgen, kan dat heel zwaar zijn en soms ook lang duren. Wat bedoelt Jakobus dan als hij zegt: “Acht het enkel vreugde, mijn broeders, wanneer u in allerlei verzoekingen terechtkomt” en: “Zalig is de man die verzoeking verdraagt, want als hij beproefd gebleken is, zal hij de kroon van het leven ontvangen…” (Jak. 1:2,12)?

Hij denkt aan de resultaten die de beproevingen in ons geloofsleven kunnen opleveren. Enkele daarvan worden in de volgende verzen genoemd:

  • Beproevingen zijn gelegenheden om ons geloof te laten zien (vers 3).
  • We leren daardoor te volharden en op de Heere te wachten (vers 3).
  • Beproevingen werken eraan mee dat we meer op de Heere Jezus gaan lijken (vers 4).
  • Ze leren ons afhankelijkheid (verzen 5 en 6: Ps. 119:67-68, 71).
  • Bovendien worden er in de Bijbel nog veel meer positieve resultaten door beproevingen gegeven:
  • Het zijn gelegenheden voor God om Zijn helpende macht en genade te tonen en zo Zijn heerlijkheid te openbaren (Joh. 9:3, 11:4).
  • We worden erdoor dichter naar de Heere toegetrokken en ze verdiepen ons bewustzijn van Zijn liefde (Rom. 5:3-5).
  • Ze dienen tot versterking van ons geloof (2 Thes. 1:3.4 1 Petr. 1:7).
  • Ze maken ons los van de aardse zaken en oriënteren ons op de hemel, zodat we ons meer op de opname verheugen (Luk. 12:22-40).
  • Ze brengen ons als gelovigen dichter bij elkaar (Job 2:11b, 1 Kron. 7:21-22).
  • De lessen die we in moeiten leren, stellen ons in staat beter met anderen mee te voelen (2 Kor. 1:4).
  • Ze bewerken karaktertrekken in ons die God verheerlijken (1 Petr. 1:7).

Terugblikkend op een tijd van beproeving, kunnen beslist velen bevestigen dat ondanks de moeilijkheid ervaringen werden opgedaan die men niet meer zou willen missen. Deze ervaringen kunnen ons in een actuele beproeving bemoedigen en helpen rustig te zijn en onze Heere te vertrouwen, opdat Hij wordt verheerlijkt. Hij wil ons graag zegenen.

4. De juiste houding
Om ten volle ons voordeel te kunnen doen van een geloofsbeproeving, moeten we daar wel de juiste innerlijke instelling voor hebben. In Hebreeën 12 worden ons drie verschillende houdingen aangereikt.
We kunnen:

  1. Een beproeving “geringschatten” (vers 5), d.w.z. er lichtvaardig en luchtig overheen lopen, of
  2. “Moe worden” van een beproeving (vers 5), d.w.z. er totaal door ontmoedigd worden en geen blijdschap meer hebben om op de geloofsweg voort te gaan

Als we zo op beproevingen reageren, zullen ze ons geen zegen brengen. Deze ervaren we alleen dan als we:

  • “Beproefd” gebleken zijn (vers 12), d.w.z. dat we ze op de school van God aannemen en ons afvragen wat we er voor onze weg en onze houding uit kunnen leren.

5. Verzoekingen
Naast de beproevingen die God ons stuurt en die van buitenaf op ons toe komen, spreekt Jakobus in hoofdstuk 1:13-15 dan van “verzoekingen”. Uit de  tekst wordt duidelijk dat hij daarmee wat anders bedoelt. Deze verzoekingen komen niet van God, maar zijn verzoekingen om het kwade te doen, en komen van binnenuit uit onze oude natuur. Eens zei de Heere daarover tegen zijn discipelen: “Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen voort kwade overwegingen, alle overspel, ontucht, moord, diefstal, hebzucht, allerlei kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, lastering, hoogmoed, dwaasheid; al deze slechte dingen komen van binnenuit en verontreinigen de mens” (Mark. 7:21-23).

6. Een noodlottig mechanisme
Bij deze verzoekingen is er een noodlottig “mechanisme” dat Jakobus in de verzen 14 en 15 als volgt beschrijft: …de begeerte “sleurt ieder mens mee en verlokt”, …wanneer de begeerte “bevrucht is”, “baart ze zonde” die uiteindelijk de dood tot gevolg heeft. Dat begeerten in ons naar boven komen, kunnen we niet voorkomen. Maar zodra we aan de begeerte toegeven (als ze “bevrucht wordt”), komt het tot zonden in onze gedachten, woorden en daden.

Hoe kunnen we voor zonde worden bewaard als we door het kwaad verzocht worden? Door:

  • Ons ervan bewust te zijn dat we als gelovige christenen niet meer onder de heerschappij van de zonde staan en niet meer hoeven te zondigen. We zijn aan de zonde gestorven en dienen ons te rekenen als dood voor de zonde (verg. Rom. 6:2,11).
  • Onze persoonlijke “zwakke plekken” te kennen ,en alle dingen en situaties te vermijden die gevaarlijk voor ons kunnen zijn. Romeinen 13:14 zegt daarover: “Maar bekleed u met de Heere Jezus, en verzorg het vlees niet om begeerten op te wekken”.
  • Gods Woord rijkelijk in ons te laten wonen. Jakobus wijst in het verloop van hoofdstuk 1 meerdere keren op dit woord. De Psalmdichter heeft het zo uitgedrukt: “Waarmee houdt een jongeman zijn pad zuiver? Als hij dat bewaart overeenkomstig Uw woord” (Ps. 119:9).

                                                                                                            Stefan Ulrich

Waarmee houdt een jongeman zijn pad zuiver? Als hij dat bewaart overeenkomstig Uw woord. Psalm 119:9