Bidden – wanneer tot Wie?
Met welke gelegenheden bidden we tot de Heer Jezus en wanneer spreek ik mijn God en Vader aan?
De aanhef van het gebed in het Oude Testament
De gelovigen uit het Oude Testament kenden de enige ware God (Deut. 5:4) en wendden zich toen in alle levensomstandigheden tot Hem. Daarbij openbaarde Hij Zich aan hen op verschillende manieren: als God (Elohim) de Schepper, als Almachtige (El Shaddai), als Eeuwige of HEERE (Jahweh) et cetera. Het was alleen elke keer dezelfde God – niemand wist in de tijd van het Oude Testament iets concreets over de Heer Jezus, de Zoon van God, en daarom konden ze hun gebed ook niet tot Hem richten. Evenmin was God als Vader van de afzonderlijke gelovigen bekend, maar alleen als God van Zijn aardse volk, met wie Hij een bijzondere relatie had (wat in het bijzonder tot uitdrukking komt in HEERE of Jahweh).
De openbaring van de Vader en de Zoon
Door het komen van de Heer Jezus, de Zoon van God, op deze aarde kwam er een grote verandering: God werd geopenbaard als Vader – eerst als Vader van de Zoon en daarna als de Vader Die in de hemel is (in het Mattheüs-evangelie), maar daarna ook als Vader van de gelovigen (Joh. 20:17). Gods kinderen hebben vandaag de dag een persoonlijke relatie met God als hun Vader. Maar tegelijk werd ook de Zoon van God Zelf geopenbaard als Iemand tot Wie de discipelen zich gedurende hun leven steeds konden wenden.
Bidden tot de Vader – in de Naam van de Zoon
- Desondanks bereidde de Heer Jezus Zijn discipelen voor op Zijn gaan naar de Vader en vertelde Hij hun dat ze direct tot de Vader konden bidden in de Naam van de Zoon (Joh. 16:23,26-27). Dat heeft een tweeledige betekenis: Als verloste mensen konden ze en kunnen wij nu zonder enige vrees tot God als Vader bidden –Christus staat garant voor onze toegang tot de Vader (Ef. 2:18).
- Bidden in de Naam van de Heer Jezus houdt in dat de inhoud van het gebed overeenkomt met Zijn wil en daarom ook verhoord wordt (Joh. 14:14).
Na de hemelvaart van de Heer Jezus baden de eerste Christenen aanvankelijk net als voorheen tot God (Hand. 4:24), maar ze begonnen al gauw rechtstreeks tot de Heer Jezus te bidden (bijv. Stefanus in Hand. 7:59). Gebeden tot de Vader worden ons vooral in de Brieven van de apostelen meegedeeld (bijv. in Ef. 1:3 en 3:14, maar ook in vele inleidingen van de Brieven).
Het gebed tot de Vader drukt in het bijzonder onze nauwe relatie als kinderen van God met onze Vader uit, die we moeten koesteren en niet mogen verwaarlozen. Welke vader verheugt zich niet over een gesprek met zijn kinderen?
Gebeden tot de Heer Jezus
De pas bekeerde Christen bidt over het algemeen tot zijn Redder en Heer, Jezus Christus, en dat mag ook altijd ons hele leven zo blijven. Dat was ook bij de apostel Paulus niet anders; er is geen enkele beperking in dit opzicht.
Wie de Brieven en ook de Handelingen doorneemt, zal vaststellen dat gebeden gericht aan de Heer Jezus in de eerste plaats de volgende onderwerpen bevatten:
- navolging van de Heer Jezus in ons dagelijks leven en de dienst voor Hem (Hand. 22:10);
- het werk van de Heer, zendingswerk (Matth. 9:38; 1 Kor. 15:58; 2 Thess. 3:1);
- verwachting van Zijn komst (Openb. 22:20);
- dank voor de redding (Luk. 17:16 – tegelijk tot God, zie vs. 15, en de Vader, Kol. 1:12-13);
- lof, prijs en aanbidding (Openb. 5:9).
Gebeden tot God, de Vader
Zoals al aangegeven drukt de relatie met God als onze Vader onze betrekking met Hem uit. Ook wordt God vaak als Schepper aangesproken, Die voor het welzijn van de mensen zorgt. Dit komt tot uitdrukking in bijvoorbeeld de volgende onderwerpen:
- dank voor de gave van de Zoon (2 Kor. 9:15);
- dank voor het eten (1 Tim. 4:4-5);
- belijden van zonden (1 Joh. 1:9);
- bidden voor het volk van God (Rom. 15:5; 15:33; Kol. 4:3);
- bidden om hulp bij alle problemen (Hebr. 4:14-16; 1 Petr. 4:19);
- aanbidding (Joh. 4:23-24).
Veel aansporingen tot gebed in de Brieven bevatten geen concrete aanwijzingen aan Wie we het gebed zouden moeten richten, daarom is het nodig dat we niet (te) veel vasthouden aan een bepaald schema. Er zijn enkele duidelijke aanwijzingen maar er is geen strikte indeling.
Hoe dan ook kunnen we niet de Heer Jezus bedanken dat we Zijn kinderen zijn, of de Vader dat Hij voor ons gestorven is… Er zit een overlap in de beide gebieden; de Vader en de Zoon worden onderscheiden, maar zijn toch dezelfde Godheid. We weten dat elk gebed zeker zal ‘aankomen’, maar het is aan de andere kant nuttig als we onze noden aan de ‘juiste’ Persoon van de Godheid richten, echter niet aan de Heilige Geest, want we bidden door Hem, in Zijn Kracht, tot de Vader en de Zoon; daarom vinden we ook geen enkel voorbeeld van een gebed tot de Heilige Geest in de Bijbel en ook geen aanwijzing dat we het zouden moeten doen.
Deze unieke mogelijkheid om tot God en de Heer Jezus te bidden zouden we zo vaak mogelijk moeten benutten – de resultaten zijn het in elk geval waard:
- gebedsverhoringen leiden tot dankbaarheid (Kol. 4:2);
- de vrede van God vervult ons innerlijk (Fil. 4:7).
Martin Schäfer – naar: Folgemirnach, 12/2012