Bijbelstudie over Genesis 1 en 2

In het begin

Het begin van het Woord van God is van bijzonder belang voor de Bijbellezer. Als je doet alsof je deze Bijbelverzen voor de eerste keer leest, dan kun je jezelf afvragen: wat wil God ons mensen het eerste vertellen? Het verbazingwekkende is dat God niet begint met een beschrijving van Zijn eigen glorie, zijn grootheid, maar van een concrete handeling in de schepping. Dit wordt door velen niet langer aanvaard als de schepping van God. Maar een Christen hoeft niet onder de indruk te zijn van deze massaal aangehangen mening. Hij is tevreden met wat God hem vertelt. En dat is heel wat.

Genesis 1

Overzicht

Het is belangrijk om de eerste twee hoofdstukken van Genesis te begrijpen en om na te gaan om welk soort Bijbelboek het gaat.

Het is een van de langste boeken in de Bijbel.

Het is het basisboek van de Bijbel, waarop al het andere inhoudelijk en moreel voortbouwt. Bijvoorbeeld wat de relatie van de mens met God betreft.

In veel vertalingen wordt dit boek ‘Genesis’ genoemd – zoals het voor het eerst werd genoemd in de Septuaginta[1]De Griekse vertaling van het Oude Testament.. Genesis betekent ‘oorsprong’ – het is het boek van de oorsprong, van het begin, waarin alles als in een klein begin ingesloten zit.

Het voornaamste woord van dit boek is ‘leven’. Er wordt geschapen (hfdst. 1,2), opnieuw gegeven (hfdst. 3,8,9), voortgeplant (hfdst. 3,4,5) etc.

Veel, zo niet de meeste zegeningen die we in het Nieuwe Testament vinden, zijn al aangeduid in het boek Genesis – door middel van voorbeelden, beelden, typen of andere aanwijzingen.

Dit boek legt de basis voor de openbaring van God in de hele Bijbel. We kunnen de waarheid van de Bijbel niet belijden en tegelijk dit Bijbelboek verwerpen. De heerlijkheid van God als Schepper is onlosmakelijk verbonden met al Zijn andere heerlijkheden. De Schepper-God is ook de Redder-God. De mens is verantwoordelijk tegenover zijn Schepper, die ook zijn Redder wil zijn, en die – als de mens Hem afwijst – eens Zijn Rechter zal zijn.

Het begin van veel later ontwikkelde beginselen en waarheden van de Bijbel is te vinden in Genesis 1, met uitzondering van de wet. En zelfs dat is als beeld te vinden – bij Adam (zie Hos. 6:7, Rom. 5:14), en in beeld bij Hagar (zie Gal. 4:21 e.v.). Zelfs de gedachte van verlossing, dat we eigenlijk alleen in Exodus 12-15 vinden, zien we al terug in de zegen van Jakob (zie Gen. 49:18). Om een paar principes of waarheden te noemen:

De drie-eenheid van God is een lering van het Nieuwe Testament: God is één (Rom. 3:30), maar bestaat uit meerdere Personen. Wanneer het Oude Testament van God (elohim) spreekt, dan gebeurt dat in het meervoud, wat in het Hebreeuws duidelijk te zien is, zodat het meer dan twee personen moet zijn. Het allereerste vers van de Bijbel maakt dit duidelijk. ‘In het begin [enkelvoud] schiep God [meervoud] de hemel en de aarde’. Of in hoofdstuk 1:26: ‘Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis’.

De menswording van de Heere Jezus, geboren uit een maagd, wordt voorzegd en aangeduid in hoofdstuk 3. Daar lezen we in vers 15 over ‘het zaad [of Nageslacht] van de vrouw’ (niet het zaad van de mensen) – van een man is geen sprake.

De antichrist wordt in hoofdstuk 3:15 voorgesteld als het zaad van Satan.

Wat de veiligheid van de gelovige betekent leren we door middel van Noach, die gered werd in de ark. Ook laat Noach ons het leven op aarde zien van een gelovige die opnieuw geboren is (Noach krijgt in beeld een nieuw leven, doordat hij door de ark gered wordt; hij leeft als het ware op een nieuwe aarde).

De uitverkiezing en roeping door God, vinden we bij Abraham.

In Izaäk wordt ons het zoonschap van de gelovigen in de genadetijd getoond, inclusief hun erfenis.

Bij Jakob leren we iets over de tucht van de Heilige Geest.

Abraham is een beeld van God de Vader (vooral in Gen. 22-24), die Zijn Zoon overgeeft tot in de dood. Izaäk is in deze hoofdstukken een beeld van de Zoon van God, die als Mens aan het kruis van Golgotha sterft en Zijn gemeente (waarvan Rebekka een beeld is) als bruid verwerft. Jakob is een beeld van de Heilige Geest, maar niet op een objectieve manier (alsof we de Heilige Geest als een Persoon kunnen aanschouwen), maar op een subjectieve manier: een beeld van hoe de Heilige Geest in de gelovigen werkt en hen naar de eindbestemming leidt. Dat is voor ons Christenen de hemel.

We leren iets over de rechtvaardiging uit het geloof bij Abraham. ‘Abraham geloofde in God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend’ (Gen. 15:6; Rom. 4:3).

Door het leven van Abraham leren we iets over afzondering. Tegen hem werd gezegd: ‘Gaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het land dat Ik u wijzen zal …’ (Gen. 12:1; Gal. 4:4). Met andere woorden: ‘Scheid uzelf af van uw huidige omgeving en ga naar een heel nieuwe omgeving’ – dat is afzondering.

We zien een beeld van de dood en opstanding van de Heere Jezus (in het offer van Izaäk, die Abraham in beeld terugkreeg alsof zijn zoon opgestaan was uit de dood, Hebr. 11:19).

We zien een beeld van de verhoging van de Heere Jezus in Jozef – zoals Hij nu verheerlijkt is en hoe Hij ooit op deze aarde verheerlijkt zal worden.

We leren iets over de toekomst van Israël. Het volk moet, zoals Jakob, door de diepte heen gaan, maar heeft een rooskleurige toekomst, net zoals het einde van Jakob het hoogtepunt van zijn leven was (hij zegende farao, Jozef en diens zonen, al zijn twaalf zonen, en hij aanbad God op zijn sterfbed).

We leren iets over het oordeel van God over al het kwaad. We leven nog steeds in een tijd van genade, maar het oordeel komt: over de wereld van de goddelozen (Gen. 6:8), over de wereld van immoraliteit (Gen.19, Sodom en Gomorra).

God geeft ons feiten, niet alleen vergelijkingen, ideeën enz. Alleen dit eerste boek van de Bijbel vertelt ons van feit tot feit hoe de dingen aan het begin zijn gebeurd. Ongeveer de helft van de Bijbel is historisch (de rest profetisch en/of poëtisch). De Auteur is niemand minder dan God zelf, die echter een hoger doel heeft dan alleen geschiedschrijving: de mens inzicht geven in wie God en hijzelf is.

Een menselijke schrijver zou waarschijnlijk begonnen zijn met een beschrijving van God in Zijn heerlijkheid, etc. God doet dit hier niet direct. Hij spreekt voornamelijk over feiten, niet alleen over indrukken. Deze feiten onthullen de heerlijkheid van God. Wat Hij doet, verkondigt Zijn heerlijkheid.

Wat God schept, is niet alleen ten behoeve van de mens, maar ook voor Zijn eigen verheerlijking. En dat geldt voor zowel het kleinste wat God schept als voor het grootste.

God openbaart zich in dit boek op heel veel manieren:

  1.  Schepper (Elohim; hfdst. 1);
  2. God de HEERE (de onderzoekende God met betrekking tot Zijn volk (Jahwe-Elohim; hfdst. 2);
  3. de Verbondsgod van mensen of van het volk (Jahwe; hfdst. 4);
  4. de hoogste God (El Elion; hfdst.14);
  5. de God die zich laat aanschouwen (El-Roi; hfdst. 16);
  6. God, de Almachtige (El Shaddai; hfdst. 17);
  7. de eeuwige God (El Olam; hfdst. 21);
  8. de God van de voorzienigheid (de Heere zal voorzien, Jahwe-Jireh; hfdst. 22);
  9. De Sterke (El; hfdst. 31);
  10. God van het huis van God (El-Bethel; hfdst. 35).

Niemand kende deze feiten, die we in Genesis 1 vinden, voordat ze op die manier door God werden geopenbaard. Dat is geweldig!

God communiceert op een manier die het hart, het verstand en ook het geweten treft. De mens voelt onmiddellijk dat dit bij God past!

Wetenschap en geloof

Keer op keer is er een verhitte discussie over hoe we wetenschap en geloof samen kunnen brengen. Voor een Christen moet de Bijbel het uitgangspunt zijn, omdat hij weet dat het Gods Woord en dus de waarheid is (zie Joh. 17:17). Hij kan erop vertrouwen. Zelfs als de Bijbel geen wetenschappelijk boek is, bevat het niets wat de realiteit tegenspreekt. Als actueel wetenschappelijk bewijs niet voldoet aan de Bijbel, zijn er de volgende mogelijkheden:

  1. De wetenschappelijke kennis komt niet met de werkelijkheid overeen. Met andere woorden: het bewijs wordt op een of andere manier vervalst, dat betekent dat het weerlegd kan worden.
  2. Wetenschappelijke kennis is gebaseerd op ideologische aannamen die onwaar zijn.
  3. Ik heb een bepaald vers of gedeelte van de Bijbel verkeerd begrepen.

Veel Christenen zijn misschien niet in staat om allerlei natuurwetenschappelijke verschijnselen te verklaren. Je zult gemakkelijk verliezen in discussies met wetenschappers of met mensen met een brede en diepgaande kennis van wetenschappelijke contexten. Zolang iemand zich aan het Woord van God houdt, zelfs als het onpopulair is en als onwetenschappelijk neergezet wordt, staat de Christen op een veilig fundament.

Hiervoor moet je bereid zijn om sommige misschien traditionele meningen die onder Christenen voorkomen en die niet direct uit de Bijbel afgeleid kunnen worden, heel voorzichtig te formuleren. De Bijbel zegt ook niet dat de aarde oud is, maar ook niet dat hij jong is. Er staat alleen dat God de hemel en de aarde ‘in het begin’ geschapen heeft, wanneer dat ook was. Voor het scheppen had God had niet veel tijd nodig. Psalm 33:9 laat zien dat Hij alleen maar hoefde te spreken – en daarmee werden dingen uit niets geschapen. Maar dat zegt niets over wanneer God geschapen heeft. De materie kan heel oud of heel jong zijn. Alleen als je tot de conclusie komt dat Genesis 2:1: ‘Zo zijn de hemel en de aarde voltooid, en heel hun legermacht. Toen God op de zevende dag Zijn werk, dat Hij gemaakt had, voltooid had, rustte Hij op de zevende dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had’ zeggen wil dat ook het allereerste vers van de Bijbel deel uitmaakte van de zeven dagen, dan zouden we vanuit de Schrift kunnen beargumenteren dat de aarde jong moet zijn. Maar in Genesis 2:1 lezen we alleen wanneer het werk voltooid was, niet wanneer het begon. Aangezien het taalgebruik in Genesis 1:1,2 verschilt van die in vers 3 (pas vanaf vers 3 beginnen de Hebreeuwse vertelvormen), kan je ervanuit gaan dat de eerste twee verzen van het hoofdstuk geen deel uitmaken van de reeks van zeven dagen.

Belangrijk voor Christenen is dat de Bijbel ‘voorrang’ heeft. Iedereen die daaraan vasthoudt, zit wetenschappelijk op het juiste spoor. Soms – bijvoorbeeld met betrekking tot het fenomeen van het herkauwen bij hazen (vgl. Lev. 11:6) – duurt het lang totdat wetenschappers erkennen dat de Bijbel gelijk heeft. Dat laat weer zien dat de Bijbel niet-wetenschappelijk geschreven is. Maar daarmee is ze echter nog niet onwetenschappelijk. De verbanden die de Bijbel laat zien, zijn daar correct beschreven. De Bijbel heeft echter niet het doel – ook niet in Genesis 1 – om ons onderwijs op het gebied van wetenschap te geven. Achter alle feiten die God ons laat zien, zit altijd een geestelijke les. Dit te begrijpen behoort niet tot de expertise van wetenschappers. Dat kunnen alleen zij die God vrezen – wetenschapper of niet.

Hoofdstuk 1 en 2

Indeling

Genesis is verdeeld in twee delen:

  1. Hoofdstuk 1-2: Het begin van het universum, de aarde en de mens.
  2. Hoofdstuk 3-50: Redding door het Nageslacht van Eva (‘zaad’ van de vrouw), terug te zien in het geloofsleven van verschillende mensen.

Ook de eerste beide hoofdstukken zijn weer in twee delen te verdelen:

  1. Hoofdstuk 1-2:3: Het begin van alle dingen, geschapen door God.
  2. Hoofdstuk 2:4-24: De mens in zijn verantwoordelijke betrekking tot God.

Hoofdstuk 1:1 – 2:3: Het begin van alle dingen, geschapen door God

Voordat we deze verzen gaan behandelen wil ik een overzicht van deze verzen en van de scheppingsdagen laten zien. Dit zou de structuur van deze uitleg duidelijker moeten maken.

VersDagSfeerInhoud
1:1In het beginDe hemel
De aarde
De oorspronkelijke schepping van het universum, de materiële hemel en de bewoners ervan.
1x God schiep de hemelen en de aarde
1:2aErgens daarnaDe aardeDit vers laat chaos zien en kan worden verklaard als een gevolg van de val van Satan, die de hele aarde beïnvloedde. Hier is alleen sprake van de aarde, niet meer van de hemel.
1:2b Tijd gelijk aan 1:2aHet waterGod geeft de aarde niet op; daarom houdt de Geest van God zich bezig met het geschapene, om het weer in een staat van orde te brengen.
1:3-5Dag 1LichtLicht – scheiding licht/duisternis
1x goed (God zag dat het goed was)
1:6-8Dag 2Water/ hemel/luchtUitbreiding in het midden van het water – uitbreiding lucht – scheiding: hemel/aarde
1x het werd [En zo werd het]
1:9-13Dag 3Aarde/zeeëna) Scheiding aarde/zee
b) Aarde brengt vrucht voort
2x het werd, 2x goed
1:14-19Dag 4LichtenLichten aan de hemel (zon, maan en sterren)
1x het werd, 1x goed
1:20-23Dag 5Water/ hemel/luchtLeven in water en lucht (hemel)
1x goed
1x God schiep de zeemonsters
1:24-31Dag 6Aardea) Dieren op de aarde
b) Mens
2x het werd, 1x goed, al het gemaakte: 1x zeer goed
1x God schiep de mens
2:1-3Dag 7Hemel en aardeGod rustte, geen avond, geen morgen meer

Parallellen

Ik probeerde in het overzicht duidelijk te maken dat er altijd parallellen zijn tussen twee dagen: tussen de eerste en de vierde dag, de tweede en de vijfde dag, en ook tussen de derde en de zesde dag. Bij de eerste en vierde dag gaat het om licht c.q. lichten, bij de tweede en vijfde dag om water en lucht of de bewoners ervan, bij de derde en zesde dag om de aarde (en deels de zee) en de vrucht, het leven op aarde.

Dubbele dagen

Het valt ook op dat de derde en de zesde dag elk uit twee delen bestaan. Dus God was tijdens die dagen twee keer actief. Zes keer lezen we dat de dingen werden zoals God het wilde hebben; zes keer geeft Hij wat Hij gemaakt heeft het predicaat ‘goed’. Aan het einde van zijn actieve werk op de zesde dag kan hij over het complete werk zeggen: ‘zeer goed’.

Scheiding

Nog iets. De eerste drie dagen worden gekenmerkt door de scheiding van bepaalde dingen – geestelijk toegepast kunnen we spreken van afzondering. Dag 4 en dag 6 daarentegen worden gekenmerkt door het feit dat wat gescheiden is, vervuld is van leven, en dat leven begint al op de derde dag.

God

Samenvattend: in Genesis 1:1 tot 2:3 wordt 35 keer (5 x 7), de naam ‘God’ (Elohim) genoemd.

Genesis 1:1,2

Hiervoor hebben we een overzicht van belangrijke onderwerpen in Genesis en van de zeven scheppingsdagen gezien. We willen nu de eerste twee verzen nader bekijken. Maak je geen zorgen – de behandeling wordt hierna niet met hetzelfde ‘slakkengangetje’ voortgezet. Maar deze twee verzen vragen er eenvoudigweg wel om.

Vers 1: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde’.

De eerste zin van de Bijbel – 28 letters

In het Hebreeuws bestaat deze eerste zin van de Bijbel uit zeven woorden en in totaal uit 28 letters (4 x 7). Dat spreekt van goddelijke volkomenheid (7) in de schepping (4)[2]Het getal 7 komen we op verschillende manieren in de Bijbel tegen in verbinding met een goddelijke of satanische volmaaktheid (zie bijv. Openb. 4:5; 5:1,6). Het getal 4 wordt vaak genoemd met het oog … Continue reading.

Drie Personen

Het derde woord van de (Hebreeuwse) Bijbel is ‘God’. Je kunt aan de drie-enig God denken; het getal 3 houdt altijd verband met God[3]Zie Genesis 18:2; 22:4; drie uur duisternis etc..

God staat in het meervoud, maar niet in de dualis vorm (in het Hebreeuws komt een vorm voor die van toepassing is op twee personen – de dualis vorm). Dat betekent dat hier naar meer dan twee personen wordt verwezen. Dat is consistent met de leer van de drie-eenheid van God.

Dit eerste vers gaat over de schepping van het hele universum. Het eerste vers van dit hoofdstuk staat alleen en maakt geen deel uit van het werk dat op de eerste dag plaatsvond. Dit wordt pas beschreven vanaf vers 3.

Schepping

Het eerste vers beschrijft op een absolute manier de schepping en vormt zo de inleiding en fundering van het hele Woord van God, natuurlijk vooral met het oog op de zeven dagen waarop God de aarde opnieuw vormde.

Met andere woorden, zonder schepping en Schepper-God is er geen mensheid, geen geschiedenis van de mensheid, geen menswording van God in de Heere Jezus Christus, geen toekomst van de mensheid.

In dit vers lezen we geen opmerkingen die de reikwijdte van de schepping beperken. De Schepper-God staat in absolute heerlijkheid voor ons en boven ons als we de enorme schepping zien.

De schepping van het universum

Wanneer we spreken over hemel en aarde, kunnen we alles bedenken wat God in het begin schiep, misschien zelfs de engelen (zie Jer. 51:48; Gen. 2:1). Naar mijn idee omvat dit vers zowel de schepping van het materiele als het immateriële. Volgens Job 38:7 vond de schepping van de geestenwereld (engelen) plaats vóór de schepping van de aarde.

God is de Schepper – dat is de basiswaarheid van het Woord van God. Later zal alles daarop voortbouwen (zie bijvoorbeeld Hebr. 1). Bovendien wordt in de Schrift nooit afstand genomen van de gedachte aan de Schepper-God en aan de schepping. Zelfs in het laatste boek van de Bijbel (bijvoorbeeld Openb.) vinden we dit aspect van Gods werk nog steeds als het belangrijkste voorwerp van aanbidding.

Schepper = Verlosser

Wie God afwijst als Schepper, verwerpt God. De Schepper-heerlijkheid van God is onlosmakelijk verbonden met Zijn andere heerlijkheden. De Schepper-God is ook de Redder-God. De mens is verantwoordelijk tegenover zijn Schepper, die ook zijn Redder wil zijn, en die – als de mens Hem afwijst – Zijn Rechter zal zijn.

Interessant genoeg begint Hebreeën 11 met het geloof in Degene die de wereld tot stand heeft gebracht en alles daarop stuurt. Een door geloof gekenmerkt leven is gebaseerd op het feit dat God alles heeft geschapen en alles bestuurt.

Bijbel en schepping

De beschrijving van de schepping is niet onwetenschappelijk, maar niet-wetenschappelijk. De Bijbel laat ons niet zien hoe de hemel werkt, maar hoe we naar de hemel gaan (Galileo Galilei). Maar de beschrijving van de schepping is perfect, foutloos tot in elk detail! Met andere woorden, zelfs als we het scheppingsproces of vragen over de evolutie niet op wetenschappelijke wijze kunnen begrijpen, dan kunnen we toch op basis van de Bijbel weten wat er gebeurde. We kunnen het misschien niet uitleggen, maar we kunnen ons altijd op Gods Woord beroepen.

De twee beschrijvingen (1:1-2:3, daarna 2:4-25) spreken elkaar niet tegen. God heeft in deze beschrijving van de schepping (en natuurlijk in de Bijbel als geheel) opgenomen wat voor ons mensen belangrijk is volgens Zijn goddelijke wijsheid. Er zijn veel grotere planeten dan de aarde. Maar Hij heeft juist deze kleine planeet uitgekozen om er mensen op te laten leven. Hij heeft ons verteld wat hier nuttig voor ons is. Hij had ons ook veel kunnen vertellen over de schepping van andere delen van Zijn universum. Maar dat deed Hij niet, omdat het niet van belang is voor ons (geestelijk) leven.

Eeuwige God

Uit dit vers kunnen we concluderen dat er geen eeuwige co-existentie van materie en van God was. God is eeuwig – de materie daarentegen niet. Ze werd door God gemaakt, ‘in het begin’ – dus op een bepaald moment.

De eerste schepping is een heenwijzing naar de tweede schepping. Net zoals God een eerste schepping schiep, zo heeft Hij in Christus ook een tweede schepping gemaakt (2 Kor. 4:6; 5:17). Daarover geven deze verzen ons op beeldende wijze bruikbare aanwijzingen.

In het begin schiep God

In het begin: God is een eeuwige God, want Hij was er voordat Hij schiep; alleen daarom kon Hij ‘in het begin’ creëren.

In het begin. God vertelt ons niet over een concreet moment waarop Hij alles heeft geschapen. We moeten dat openlaten (ook natuurwetenschappelijk gezien).

Persoonlijke God

God schept. God is een Persoon die iets schept. Zoals we ook kunnen zien in de geplande en bewuste vorming van de aarde tijdens de latere scheppingsdagen, betreft het hier een persoonlijke God, niet slechts een kracht of een idee, die actief werd.

Van wat we van de schepping weten, wordt er maximaal 5% verkend. En hoe zit het met wat we niet weten omdat we het niet kunnen zien? Alles getuigt van de glorie en grootheid, van de almacht van God.

Schiep: het werkwoord staat in het enkelvoud, het onderwerp (God) in het meervoud. Dit onderstreept: God is één, maar Hij is een drie-enig God.

De hele schepping

Hemel en aarde. Dat is het hele universum en, zoals Jeremia 51:48 het samenvat, de hele schepping, inclusief wat in de hemelen en op aarde is geschapen.

Dat wat God schept, is Hem altijd waardig! Qua omvang, heerlijkheid, details etc.

Maken – scheppen

Scheppen – maken. Hier moeten we onderscheid maken. God maakte de aarde in zeven dagen (Ex. 20:11: de hemel en de aarde). De schepping van het universum, waarvan vers 1 spreekt, was eenmalig en anders dan wat we vanaf vers 3 tegenkomen. In vers 1 lezen we dat God uit het niets geschapen heeft, zonder materie of energie (behalve die bij God vandaan kwam). Dat kun je niet zeggen voor vanaf vers 3. Want God had al iets geschapen en het benutte dit, namelijk de materie, de energie, om daaruit de bewoonbare aarde te maken.

Het woord ‘scheppen’ komt slechts drie keer voor in deze beschrijving: vers 1, 21, 27. Dan gaat het telkens om het creëren van iets wat op dat moment nog niet eerder bestaan had en wat als volledig nieuw kon worden beschouwd. Scheppen betekent dus niet altijd: uit het niets. Maar God gebruikt die uitdrukking, wanneer er iets nieuws of er iets op een nieuwe manier moest ontstaan.

Duur van het scheppen

Hoelang duurde het scheppingsproces? Psalm 33:9 zegt: ‘Want Hij sprak, en het was er; Hij beval, en het was er’. We kunnen concluderen dat God sprak – dat was de scheppingsdaad. Dat scheppen duurde geen dagen, weken of jaren. God sprak – en de dingen werden uit het niets geschapen. Het feit dat God vanaf vers 3 in het schapen of maken blijkbaar veel langzamer te werk is gegaan, is voornamelijk te danken aan het feit dat Hij ons geestelijk iets wil leren.

Vers 2: Chaos

Woest en ledig – wat gebeurde er ‘tussen’ vers 1 en 2?

Er is veel geschreven en gediscussieerd over hoe vers 2 moet worden begrepen in het licht van vers 1. Is het de beschrijving van een ‘onbewerkte staat’, die God heeft gemaakt om Zijn werk als het ware de ‘finishing touch’ te geven in vers 3? Of heeft er een gebeurtenis tussen vers 1 en 2 plaatsgevonden, waar God hier niet over spreekt, maar misschien op een ander moment wel weer? Gaat het om een soort van ‘externe schok’ voor deze aarde?

Vanuit het perspectief van de auteur zijn er drie argumenten die duidelijk maken waarom vers 1 en vers 2 niet dezelfde tijd en niet oorzaak en gevolg beschrijven. Tussen de twee verzen gebeurde er iets vreselijks dat tot chaos leidde.

De val van de satan

  1. Het tweede vers laat ons niet zien hoe de schepping was nadat God die had gemaakt. Hij laat ons de staat zien waarin de schepping raakte. Uit Jesaja 45:18 begrijp ik dat die schepping in deze toestand niet uit de hand van God kwam. Het daar genoemde woord ‘woest’ is hetzelfde woord in de grondtekst als ‘woest’ in Genesis 1:2. Zo heeft God de aarde niet geschapen. Na de oorspronkelijke schepping kwam het zover dat de aarde in een toestand van chaos raakte. Maar God had alles wel perfect geschapen. Wat was er gebeurd? Zonder dit te kunnen bewijzen, is er veel voor te zeggen dat op dat moment de val van Satan plaatsvond (Jes. 14; Ez. 28)[4]In deze twee hoofdstukken lijkt de beschrijving van de Koning van Babylon (Jes. 14) en de Koning van Tyrus (Ez. 28) een beschrijving en verklaring van de val van Satan..
  2. Vers 2 spreekt alleen van de aarde – niet van de hemel. Blijkbaar heeft de catastrofe de aarde getroffen.
  3. Het woord ‘en’ in de grondtekst (het ontbreekt helaas in diverse vertalingen) in vers 2 wijst erop dat vers 1 geen opschrift bij of samenvatting van de zeven dagen in hoofdstuk 1 is[5]Zie hiervoor de Duitse ELB, Engelse Darby of Engelse KJV vertaling, de Nederlandse vertalingen laten dit woordje weg.. Het woord ‘en’ aan het begin van veel Bijbelboeken laat zien dat er iets nieuws, iets aanvullends volgt. Als hier geen ‘en’ had gestaan, hadden we vers 1 als een samenvatting kunnen zien. Maar vers 2 spreekt van de aarde, vers 1 over hemel en aarde. Vers 2 wijst op een ‘ontwikkeling’ – iets nieuws wat opkomt.

Tohuwabohu

Rekening houdend met onze beperkte kennis (Job 38:4: ‘Waar was je toen ik de aarde oprichtte?’), denk ik dat tussen vers 1 en 2 de val van Satan heeft plaatsgevonden. Volgens de gewaardeerde Bijbeluitlegger William Kelly is het zelfs mogelijk dat dit de oorzaak kan zijn van de geologische lagen. Dat lijkt mij echter verder te gaan dan wat de Schrift uitdrukkelijk zegt.

God en de chaos

God schept nooit chaos, omdat God geen god van wanorde is. De tegenstander, Satan, creëert chaos waar hij maar kan. God nooit. Hij maakt alles goed!

De twee woorden ‘woest en leeg’ komen we ook nog op twee andere plaatsen tegen waar ook benadrukt wordt dat God de aarde niet ‘woest en leeg’ heeft gemaakt. In Jesaja 34:11 (profetie over Edom) en in Jeremia 4:22-23 (profetie over Israël) vinden we een oordeel dat met deze beide uitdrukkingen wordt verbonden.

Overigens staat in de grondtekst tohuwabohu, wat met ‘woest en leeg’ is vertaald.

‘De duisternis lag over de watervloed’: de hele aarde was, als je deze uitleg volgt, in duisternis gehuld door de val van Satan, zodat er niets meer van de oorspronkelijke schepping te zien was.

De Geest van God

Opeens is er sprake van de Geest van God. De Geest van God is net als de Vader en de Zoon, die de hoogste persoonlijkheid in Zichzelf is, een Persoon binnen de Godheid. Hij verschijnt meestal wanneer God zich met de aarde en hier vooral met de mens bezighoudt. Er is hier nog geen sprake van mensen – maar we zullen zien dat deze beschrijving van de schepping meer is dan de beschrijving van de gebeurtenissen bij de eerste schepping. God wilde de aarde niet in een chaos laten. Vandaar dat de Geest van God, degene in de Godheid die handelend optreedt, de agent (bemiddelaar, vertegenwoordiger) van God, waarbij Hij zelf ook God is. Hij ging aan het werk om de aarde bewoonbaar te maken voor mensen.

Adelaar

Hij ‘zweefde’ over de wateren. In Deuteronomium 32:11 lezen we dat de adelaar ‘boven zijn jongen zweeft, zijn vleugels uitspreidt, ze pakt en ze draagt op zijn vlerken’ – dat deed de Geest van God met de eerste schepping, om haar, zoals wij uit de volgende verzen kunnen opmaken, zo te maken dat alles ‘zeer goed’ was.

Nog iets over het vervolg: Genesis 1:3 tot 2:3

Wat er op de verschillende dagen in detail is gemaakt of geschapen, kun je voor jezelf nalezen in Genesis 1. Ik wil daar slechts gedeeltelijk op ingaan.

Licht uit duisternis

We hoeven niet te veronderstellen dat God ons in dit hoofdstuk alles vertelt wat Hij in detail heeft gedaan op elke afzonderlijke scheppingsdag. Hij vertelt ons hier wat Hij nuttig acht in het licht van het onderwijs dat Hij ons door dit hoofdstuk wil geven. Het gaat dus om dat wat de relatie van de mens met God betreft.

Het doel dat God nastreeft met de beschrijving van de schepping, is in de eerste plaats ons te onderwijzen betreffende de individuele stappen die bij het scheppen van hemel en aarde zijn genomen. God wil ons in de eerste plaats iets ‘geestelijks’ leren: ‘Want God, Die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is ook Degene Die in onze harten geschenen heeft tot verlichting met de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus’ (2 Kor. 4:6).

De nieuwe schepping

In Genesis 1:3 lezen we dat God licht uit de duisternis heeft laten schijnen. Maar dat is uiteindelijk een beeld van God, die schijnt in een zondaar, een ongelovige persoon, die onder de macht van de duisternis was, om hem in het geestelijke licht te brengen – bij God Zelf. ‘Om hun ogen te openen en hen te bekeren van de duisternis tot het licht en van de macht van de satan tot God, opdat zij vergeving van de zonde ontvangen’ (Hand. 26:18).

Zondeval

De eerste schepping, en ook het scheppen van de eerste schepping, is dus uiteindelijk een beeld van de nieuwe, tweede schepping, de nieuwe schepping. Dit wordt al duidelijk op de eerste pagina van de Bijbel. Het was Gods plan om de mens (die in zonde zou vallen en God vaarwel zou zeggen, zoals de aarde in chaos gestort is) zo te scheppen dat hij gemeenschap met God zou kunnen hebben. Dat was ‘vanaf het begin’ (in het begin) het doel van God.

We moeten al vanaf het begin van de Bijbel begrijpen dat de zondeval vanuit Gods perspectief ‘geen ongeluk’ was. De zondeval had tragische gevolgen voor alle mensen. Maar God wist al lang voordat Hij de schepping had gemaakt, wat de mens zou doen met wat God hem wilde geven. En zelfs daarvoor, zelfs al vóór de grondlegging van de wereld, had God een antwoord op de zonde van de mens: de nieuwe schepping.

De routebeschrijving

Om echter in staat te zijn de gedachten van God met het oog op deze nieuwe schepping beter te begrijpen, wordt God stapsgewijs actief terwijl Hij de aarde vormt. God had alles in een moment of binnen een dag kunnen doen. Maar dat deed Hij niet. Waarom niet? We kunnen de wijsheid van God niet doorgronden of bevatten. Maar hier leren we onmiddellijk een belangrijk principe voor de uitleg van het Oude Testament. De beelden in het Oude Testament laten ons veel principes van het Nieuwe Testament zien. Echter, ze tonen ons niet de positie waarover het Nieuwe Testament ons leert, maar de manier waarop een verloste persoon deze positie geestelijk begrijpt en praktisch realiseert. Alles is een geschenk van God. Tegelijkertijd is de mens verantwoordelijk om zich deze gave van God praktisch eigen te maken. En dat is precies wat we in het Oude Testament leren: de stappen waarmee de mens zich persoonlijk eigen maakt dat wat God hem heeft gegeven.

Geestelijke groei

De zes scheppingsdagen laten ons iets zien van de praktische kant van de nieuwe schepping die God heeft bewerkt in de ziel van een mens. Dit werk begrijpen we, wat onze praktijk betreft, niet in één keer, maar kost het tijd om tot volledige geestelijke volwassenheid te komen. De leer strekt zich daarom uit van het begin van dit werk tot de voltooiing ervan, het ingaan in de rust van God. De dagen van de schepping spreken een geestelijke taal. Misschien is deze openbaring van de raadsbesluiten van God en van Zijn wegen een van de belangrijkste redenen waarom God niet alles in één keer heeft geschapen.

Bedelingen

Tegelijkertijd tonen deze zes dagen ons de Bijbelse waarheid wat betreft de verschillende tijdperken, soms ‘bedelingen’ of ‘dispensaties’ genoemd, dat wil zeggen: de wegen van God met de mens op aarde. Dit onderwerp is enerzijds van groot belang, maar anderzijds ook erg complex. Een intensievere bespreking ervan zou bij deze Bijbelstudie te ver voeren[6]Voor verdere verdieping van dit onderwerp kan er op deze site gezocht worden op ‘bedelingen‘.. Gewoon een kleine aanwijzing: God maakte het licht op de eerste dag, ‘lang’ voor de schepping van de zon op de derde dag. Zo gaf God het licht van Zijn genade en beloften vele honderden jaren voordat de Heere Jezus, de ware Zon, naar deze aarde kwam. Precies al in Genesis 3, waar vlak na de zondeval de belofte van/profetie over ware redding werd gegeven en Adam en Eva bekleed werden met kleren van huiden.

Zes werkdagen

Genesis 1:3 begint met de beschrijving van de zes dagen waarin God ‘de hemel en de aarde voltooide, en heel hun legermacht’ (Gen. 2:1).

Scheppen – scheppingsdagen of hersteldagen?

Zien we in Genesis 1:3-31 ‘de schepping van de aarde’? Vers 1 spreekt van ‘scheppen’, maar niet vanaf vers 3, waar, met uitzondering van de schepping van zeemonsters en de mens, andere termen (‘maken’, ‘worden’) gebruikt worden. De uitdrukking ‘Zo zijn de hemel en de aarde voltooid, en heel hun legermacht’ in hoofdstuk 2:1 lijkt te zijn samengevat in hoofdstuk 1:3-31. Dit omvat de lucht (1:8) en de aarde (1:10) evenals de hemellichamen (1:14-19) en de bewoners van de aarde (1:20 e.v.). In hoofdstuk 2:3 staat: ‘Daarop rustte Hij van al Zijn werk, dat God schiep door het te maken’. In die zin kunnen we het woord ‘schepping’ op het hele hoofdstuk toepassen.

Maken

Het werk vanaf vers 3 – de zes dagen die nu genoemd worden, waarin God de aarde ‘gemaakt’ heeft – wordt soms het ‘herstel van de aarde’ genoemd. Daarmee wordt bedoeld dat God dat wat Hij geschapen had (daarover lezen we in vs. 1), weer uit de duisternis en het water tevoorschijn gehaald zou hebben (daarover lezen we vanaf vs. 3).

Bewoonbaar maken

Echter, het ‘maken’ waarmee we te maken hebben in vers 3, lijkt niet zozeer een tevoorschijn halen van wat al bestond – God zegt niet hoe het eruitzag in Genesis 1:1. God heeft een werk volbracht dat de aarde bewoonbaar maakte voor de mens. Hij gebruikte daarvoor zowel het voorhanden zijnde materiaal, als de energie die sinds de eerste schepping in het universum aanwezig is.

Zaad

In deze zin is het niet verkeerd om te spreken over zeven scheppingsdagen, hoewel vers 1 geen deel uitmaakt van deze zeven dagen. Omdat God binnen deze zeven dagen zeemonsters, alle zich bewegende, levende wezens, waarvan de wateren wemelen, alle gevleugelde vogels en ook de mens ‘schept’, is het geheel Zijn ‘scheppingswerk’. Niet elke afzonderlijke stap bestaat uit het creëren van materie, dieren of mensen uit het niets. God gebruikt wat er al is om er iets nieuws van te maken. We weten dit uit het Nieuwe Testament: het menselijk, sterfelijk lichaam van de gelovige is het ‘zaad’ voor het opstandingslichaam, het verheerlijkte lichaam van een gelovige (1 Kor. 15:35 e.v.).

Eerste dag – vers 3-5: Het licht

De almacht van God

Er was al licht voordat de zon werd gemaakt. Dit licht is een aanwijzing voor de almacht van God. Zoals het licht het hele universum verlicht, zo is de openbaring van God duidelijk in het hele universum.

God is altijd licht geweest, omdat Zijn wezen licht is. God openbaart Zichzelf door het scheppingswerk. De zon werd niet geschapen op de eerste dag, maar op de vierde dag. Dus kwam Christus niet tegelijk met de schepping van deze aarde in deze wereld, maar pas in de tijd waarvan de vierde dag symbolisch spreekt: in de volheid der tijd, toen God vlees werd.

Geen enkele menselijke schrijver zou hebben gesproken over het oproepen van het licht zonder het overeenkomstige hemellichaam, de zon. God doet dat wel. Omdat Hij geen zon nodig heeft om licht te geven. Alleen degene die echt weet hoe Hij schiep, kan ons vertellen dat Hij het licht voor de zon heeft gemaakt – een heenwijzing naar de Goddelijke inspiratie van deze verzen.

Nieuwe geboorte

Hier vinden we een aanduiding van de grote geestelijke waarheid van de nieuwe geboorte (Joh. 3). In een verwoest leven (de aarde werd vernietigd als gevolg van de val van Satan – een beeld van de mens, wiens leven verwoest werd door de zondeval), dat hopeloos in de duisternis zonder God ligt, daar plant God, in Zijn goddelijke liefde, de kennis van Zijn aanwezigheid. Het licht in het Nieuwe Testament is er altijd een verwijzing naar dat mensen kennis van God hebben en in een relatie staan tot Hem: ‘Want God, Die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is ook Degene Die in onze harten geschenen heeft tot verlichting met de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus’ (2 Kor. 4:6; vgl. ook 1 Petr. 2:9; Ef. 5:8). De nieuwe geboorte van een mens wordt bewerkstelligd door het Woord van God (‘En God sprak’, vs. 3). Dit wordt ook onderstreept door 1 Petrus 1:23: ‘U, die opnieuw geboren bent, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God’.

Heiliging

Licht werd van de duisternis gescheiden. Dit is de eerste keer dat we het thema ‘afzondering’ of ‘heiliging’ in de Bijbel tegenkomen. De hemel wordt gescheiden van de hel, de dag van de nacht. Afzondering is geen eeuwige gedachte van God, dat wil zeggen: afzondering is pas door de komst van de zonde in deze wereld nodig geworden. Eigenlijk is het doel van God eenheid. Sinds de intrede van de zonde in deze wereld is deze eenheid echter alleen mogelijk door ons af te scheiden van het kwaad en ons tot God te wenden. Ook hier verwijs ik naar de geestelijke betekenis van deze eerste dag: nadat de mens in zonde was gevallen (vs. 2 toont de staat in het leven van de mens: chaos en goddeloos), werd de hele aarde bevlekt door de zonde. Dit maakte de scheiding van het kwaad noodzakelijk. Als de laatste vijand, de dood (1 Kor. 15:26), zal worden weggedaan, zal er geen scheiding meer zijn. Want de dood en alles wat daarvan spreekt, zal worden weggedaan. Dan zal de goddelijke eenheid eeuwig duren voor de mens.

Goddelijke genade

Wanneer God licht laat schijnen in de harten van mensen, verlicht het licht de duisternis (de zonde) die daar is. Tegelijkertijd is het een straal van goddelijke genade, die een mens redt. Dan verdrijft het licht de duisternis. Wanneer er een lichtstraal in een kamer valt, is de kamer verlicht en de duisternis verdreven.

Avond en morgen

Hier komen we de eerste vermelding van avond en morgen tegen. Het is interessant dat God dat vanaf het begin zo heeft bepaald en de dag laat beginnen met de avond, zoals we dat kennen van de Joodse tijdsrekening en niet pas toen de mensen werden geschapen. De mensen hebben zich toen naar deze tijd gericht.

Er is geen reden om deze keer de term ‘dag’ op te vatten als een langere tijdsperiode (zoals bijvoorbeeld ‘de dag des Heren’). Exodus 20:11 bevestigt dit, want God spreekt tot de Israëlieten over zes dagen – en de Israëlieten kenden slechts 24-urige dagen.

Tweede dag – vers 6-8: De omvang (water – hemel/lucht)

De ‘hemelbol’ c.q. het firmament, de atmosfeer, werd geschapen. Dat was de hier genoemde uitbreiding. De atmosfeer bevindt zich tussen de voor de mens zichtbare hemel en het water op de aardbodem. Tot nu toe is er niets op het oppervlak van de aarde, behalve de wateren die alles bedekken.

God maakte nu een scheiding tussen deze wateren en de lucht erboven. Tussen de hemel en de aarde zit de lucht, de atmosfeer, die hemel en aarde van elkaar scheidt.

Dat brengt mij bij de geestelijke toepassing. Op de eerste dag zagen wij hoe het licht de chaos openbaarde en nieuw leven schonk. Nu zien wij dat de tweede scheiding van hemel en aarde de tegenstelling openbaart die tussen de ruïne van de gevallen natuur en het nieuwe leven uit God bestaat. Er is water ‘boven’ en water ‘onder’: ‘Wat uit het vlees geboren is, is vlees [onder]; en wat uit de Geest geboren is, is geest [boven]’ (Joh. 3:6).

Twee naturen

Hier hebben we zinnebeeldig de beide naturen in het leven van een gelovige. De nieuwe natuur is ‘geest’ (Joh. 3:6; Rom. 8:16), de oude natuur, het vlees, bestaat echter eveneens nog in ons leven. Maar de mens is al opnieuw geboren. Dat is het onderscheid waarover Paulus in Romeinen 7 uitvoerig spreekt.

Geest – vlees

Doordat de wateren boven, boven de aarde zijn, getuigen ze van de superioriteit van de Geest in het leven van een gelovige. ‘Immers, zij die naar het vlees zijn, bedenken de dingen van het vlees, maar zij die naar de Geest zijn, de dingen van de Geest’. ‘Welnu, broeders, wij zijn aan het vlees niet verplicht om naar het vlees te leven. Want als u naar het vlees leeft, zult u sterven. Als u echter door de Geest de daden van het lichaam doodt, zult u leven’. (Rom. 8:5,12-13). ‘De Geest zelf getuigt met onze Geest dat wij kinderen van God zijn’ (Rom. 8:16).

Derde dag – vers 9-13: Aarde – zeeën

Twee delen

Nu gaat het over de aardbodem. Het droge land komt uit de ‘zee’. Het water verzamelt zich op één plek (het gebied bedekt met water is veel groter dan het gebied van de aarde) en maakt ruimte voor de aarde. Op aarde begint de vegetatie zich in verschillende kleuren te verspreiden.

Deze dag omvat twee delen, die ‘goed’ waren: het vormen van de aarde en het voortbrengen van vrucht.

Aarde

Allereerst gaat het om de vorming van de aarde, de aardbodem. Voor dit doel is de aarde gescheiden van de wateren – een derde scheiding en afzondering, die nodig was om mensen in staat te stellen op aarde te leven. Dat geldt ook nu nog.

Opvallend is dat het werk van God vanaf het begin een werk van afzondering was. Licht versus donker, hemel versus aarde, aarde versus water. Dat is ook zo op geestelijk gebied. Gods werk van genade heeft dit afzonderende karakter. Het licht van het leven wordt van de omgevende dood gescheiden (licht versus duisternis). De nieuwe natuur wordt van de oude gescheiden (hemel versus aarde).

Opstandingsleven

 En dit nieuwe leven moet nu in en op de aarde zichtbaar worden, en wel op zo’n manier, dat de kracht van het leven wordt getoond (aarde versus water). Zo verschijnt het droge land. Met andere woorden: het opstandingsleven wordt zichtbaar, zoals de aarde uit de wateren tevoorschijn komt.

Drie is het getal van de Goddelijke volheid (drie-eenheid), maar ook de wederopstanding (Christus stond op de derde dag op). Het nieuwe leven in de gelovige wordt zichtbaar. Dit is het eerste deel van de derde dag. Maar wanneer dit leven zichtbaar wordt, kan het aan de vruchten worden herkend (zie Matth. 7:20). Zo herkennen wij hier de vruchten van het leven.

Kleurrijk

Wat zou het leven (de aarde) eentonig zijn, als er geen kleuren en allerlei soorten gras, bloemen en struiken zouden zijn. ‘Maar nu, van de zonde vrijgemaakt en aan God dienstbaar gemaakt, hebt u uw vrucht, die tot heiliging leidt, met als einde eeuwig leven’ (Rom. 6:22).

Het leven van de opstanding verschijnt en wordt zichtbaar door vrucht en groei. Gehoorzaamheid, nederigheid, overgave, zachtmoedingheid worden steeds meer openbaar – om maar een paar voorbeelden te noemen (Gal. 5:22-23).

Vierde dag – vers 14-19: De lichten aan de hemel

Zon

Nu neemt de zon zijn plaats in ten opzichte van de aarde. Ook de maan, die de nacht ‘beheerst’, en de sterren krijgen een eigen plek in het universum.

Christus is het licht (zie Joh. 8:12), de zon (zie Mal. 3:20), die alles verlicht. We zijn uit de duisternis in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde overgezet (Kol. 1:13).

Geestelijk gezien komen we hier datgene tegen wat het hele leven van de nieuwe mens zijn karakter, kracht en richting geeft. Vanaf het begin heeft God alle zegeningen verankerd die in Christus (de zon) waren gecentreerd. Dit toont God figuurlijk gesproken op de vierde dag van de schepping. De overtreffende heerlijkheid van Christus kon echter pas worden gezien, nadat Hij in de volheid van de tijden naar de aarde was gekomen, gestorven, en het werk had vervuld en aan de rechterhand van God was gaan zitten. Hij is degene die de Heilige Geest naar deze aarde heeft gezonden en de Vergadering heeft gevormd. Christus is het aantrekkingspunt van onze genegenheden: ‘Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit’ (Kol. 3:1).

Maan

De maan schijnt ’s nachts maar hij reflecteert het licht van de zon. Verbonden met Christus ‘schijnt’ de Vergadering in de nacht.

Sterren

De sterren zijn de hemellichten, die schijnen (Filipp. 2:15). We kunnen ze als een symbool van de individuele gelovige zien, maar ook als een verwijzing naar het gelovige volk Israël, dat in de toekomst opnieuw zal schitteren (vgl. Gen. 15:5; Ex. 32:13). De sterren tonen ons de hemel in zijn volledige orde.

Schijnen

Wat de geestelijke les betreft: we moeten niet alleen vrucht dragen, maar tegelijkertijd schijnen als lichten die uit de hemel komen en hemels licht verspreiden. Christus als de zon vormt dan het leven van een gelovige.

Vijfde dag – vers 20-23: Water – hemel (lucht)

Leven

De wateren wemelen nu van leven en de vogels vliegen door de lucht.

Op de vijfde dag heeft God de ‘lage’ schepping gemaakt, op de zesde dag de ‘hogere’, de mens.

Geestelijk gezien zijn de zeeën en meren een beeld van de rusteloze, gevallen natuur, die in de mens zit, en van de wereld waarin wij leven: ‘Maar de goddelozen zijn als een opgezweepte zee, want die kan niet tot rust komen, en zijn water woelt modder en slijk op. De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede!’ (Jes. 57:20-21). De oude natuur in de gelovige werpt net als de woelige zee alles in de strijd tegen het nieuwe leven. Hier, als kinderen van God, kunnen we laten zien dat we een nieuw leven hebben en vrucht dragen.

Water

Water is ook een symbool van lijden dat over de mensen komt (zie Ps. 42:8). Het lijden dat de Christen in deze wereld moet doorstaan, het tegenstand van Satan en het feit dat we leven in een wereld waar alles in strijd is met het leven uit geloof, stelt ons voor grote uitdagingen. Juist onder zulke omstandigheden mogen we de karaktertrekken van het goddelijk leven laten zien: ‘Wij roemen ook in de verdrukkingen, omdat wij weten dat de verdrukking volharding teweegbrengt’ (Rom. 5:3).

Bij de uitbreiding van de hemel – de atmosfeer – kunnen we ook denken aan het verzet door ‘de aanvoerder van de macht in de lucht, van de geest die nu werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid’ (Ef. 2:2). Wat wordt er een tegenstand door Satan bewerkt!

Beproevingen

Is het niet zo dat juist in tijden van beproeving bijzondere vrucht in het leven van veel gelovigen is ontstaan? Juist daarom komen we hier het wemelen van de vele levende wezens, van vissen en vogels tegen.

Zeemonsters

Bovendien zijn de vele verschillende populaties (gewemel van levende wezens [zielen], vogels, vissen) ook een beeld van de vele verschillende gelovigen, die vaak vervolgd zijn – niet in de laatste plaats door Satan en zijn ‘zeemonsters’, maar die dankzij het werk van Christus door God als ‘levende zielen’ geteld en niet vergeten worden.

In vers 21 treffen we het woord ‘scheppen’ voor de tweede keer aan, op een andere manier dan in vers 1. Het gaat niet om het creëren uit het niets, omdat de materie er al was, maar om het ontstaan van iets geheel nieuws. In vers 27 vinden we dit nog een keer terug bij de schepping van de mens.

Zesde dag –vers 24-31: De aarde wordt bevolkt

Op deze dag werd de aarde door de dieren bevolkt, daarna werd de mens geschapen.

Twee delen – Beeld van God

Ook deze dag wordt weer – net als de derde dag – in twee gedeelten verdeeld. Eerst de dieren, daarna de mens. De mens wordt als hoofd van de schepping geschapen. Hij wordt hier niet in morele relaties geplaatst – dat is hoofdstuk 2 – maar is geschapen als het hoofd van deze schepping. Hij – niet de dieren – zou God hier op aarde moeten vertegenwoordigen. Daarom wordt hij het beeld van God genoemd.

Gelijkenis met God

En hij zou als God moeten zijn, in die zin dat hij een geest had die God kon kennen. De mens is ‘Zijn geslacht’ (Hand. 17:28). Dat is een morele en geestelijke gelijkheid, die de mens in staat stelt om God te kennen, met Hem in verbinding te komen en met Hem gemeenschap te hebben. Maar als dit door de zonde verloren is gegaan, is de mens als een dier geworden, ja zelfs lager als de dieren, omdat hij God niet verheerlijkt en zich bewust van Hem heeft afgekeerd – dat is erger dan nooit van God geweten te hebben (vgl. Rom. 1:21-24). Maar de mens is echt het beeld en de heerlijkheid van God (1 Kor. 11:7). Heerlijkheid is zichbare uitmuntendheid, voortreffelijkheid. Dat is hoe God de mens schiep!

Tweede mens

Deze schepping van het hoofd van de eerste schepping – de eerste mens – leidt onze gedachten naar de tweede mens: naar Christus (1 Kor. 15:47), die het beeld is van de onzichtbare God (Kol. 1:15). De Heere Jezus is niet geschapen; Hij is zelf de Schepper. We lezen niet dat Hij gelijkenis vertoonde met God; Hij ís God. Hij is degene die op dat moment, toen Hij de schepping binnentrad, de plaats van het hoofd over de schepping innam. Zo is de eerste mens een beeld van de tweede.

Dat de mens niet ‘gemaakt’, maar ‘geschapen’ is, toont aan dat hij uniek is en een voorrangspositie binnen de eerste schepping had. Nadat de mens in zonde was gevallen en in alles gefaald had, ging God zelf deze eerste schepping binnen. Als Schepper moest Hij ook absolute voorrang krijgen in de eerste schepping – daarom wordt Hij de ‘Eerstgeborene van de hele Schepping’ genoemd (Kol. 1:15). Maar Hij is ook het hoofd van de tweede schepping, de opstandingswereld. Als de ‘eerstgeborene uit de dood’ is Hij haar eersteling, Hij is uniek en heeft in alles voorrang.

De laatste Adam

De eerste mens – Adam – is dus een beeld van Christus. Man en vrouw samen (vs. 27) tonen ons de relatie tussen mensen en daarmee de introductie van het menselijke gezin. Ze zijn samen een beeld van het hemelse, geestelijke gezin van God, die behoort tot de tweede schepping, maar vooral van Christus en de gemeente (vgl. Ef. 5:32). Dit wordt nog duidelijker in Genesis 2.

De mens is dus het bekroonde scheppingswerk van God. Hij heerste over de zichtbare schepping. In de nieuwe schepping is Christus, de tweede mens van de hemel, de kroon.

Hemelse zegeningen

De geestelijke betekenis van deze dag zit hem daarin dat de Christen de hemelse zegeningen geniet (in Gen. 1 zijn de dieren op aarde daarvan een symbool) en levende en blijvende vrucht voor God voortbrengt. De verloste wordt op die dag gezien in volledige geestelijke groei (man). Dit kan worden verbonden met 1 Johannes 2:14: ‘Ik heb u geschreven, vaders, omdat u Hem kent Die er vanaf het begin is’– dat is de Heere Jezus. Hij alleen is de inhoud van het leven van een geestelijk Vader in Christus. Paulus schrijft aan de Kolossenzen (zie ook Ef. 4:13,15): ‘… en de nieuwe mens aangetrokken hebt, die vernieuwd wordt tot kennis, overeenkomstig het beeld van Hem Die hem geschapen heeft’ – dus naar Christus (vgl. Kol. 3:10; 1:16) of: ‘Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heere als in een spiegel aanschouwen, worden van gedaante veranderd naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, zoals dit door de Geest van de Heere bewerkt wordt’ (2 Kor. 3:18).

Zevende dag – hoofdstuk 2:1-3: Hemel & aarde: rust

Rust

Na het werk komt de rust. Dat is het geval met God. Hij voltooide Zijn scheppingswerk op de zevende dag; en Hij rustte op die dag van Zijn werk.

Kruis

Tot op de dag van vandaag is deze rust – geestelijk gezien – nog niet aanwezig: ‘Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook’ (Joh. 5:17). Zolang de zonde in de wereld is, komt God niet tot rust, maar werkt aan de redding van mensen. Dit zei de Heere Jezus voor Zijn werk aan het kruis op Golgotha. Hoewel Hij dit werk deed, rust Hij niet voordat Hij Zijn koninkrijk in handen van God heeft gegeven (1 Kor. 15:28) – dat is pas aan het einde van het Duizendjarig Vrederijk.

Vrederijk

De rust van God is een beeld van het Duizendjarig Vrederijk, waar Christus zal regeren en rust zal brengen.

Bij deze dag wordt geen avond en geen morgen genoemd. Zo gaat dit Duizendjarig Vrederijk over in de eeuwigheid, waar vrede en gerechtigheid niet langer hoeven te regeren, maar daar zullen wonen (2 Petrus 3:13; Jes. 32:1).

Volgens Hebreeën 4:9 is de ‘rust’ nog overgebleven – ze begint pas in het Duizendjarig Vrederijk. Dan zal de raad van God worden vervuld. Volgens Romeinen 8:21 is dat het moment waarop ook de schepping bevrijd zal worden van de last van de zonde.

Heerlijkheid

Jesaja 65:17 spreekt van ‘nieuwe hemel’ en ‘nieuwe aarde’ (niet te verwarren met de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde uit Openb. 21:1, waar niet wordt verwezen naar het begin van het Duizendjarig Vrederijk, maar naar de eeuwigheid). In het Duizendjarig Vrederijk zal de aarde vol zijn van de kennis van de Heere, Zijn rustplaats zal heerlijkheid zijn (Jes. 11:9-10). Zelfs nu nog, voor de verlosten: ‘Sta op en ga weg, want dit is niet het land van de rust’ (Micha 2:10).

Sommige uitleggers zien in de zevende dag – zonder avond en morgen – een direct beeld van de eeuwigheid, van het vaderhuis.  Dan wijst de zesde dag, waarop de mens – een afbeelding van Christus – de aarde zal binnengaan, op het Duizendjarig Vrederijk.

Manuel Seibel

Voetnoten

Voetnoten
1 De Griekse vertaling van het Oude Testament.
2 Het getal 7 komen we op verschillende manieren in de Bijbel tegen in verbinding met een goddelijke of satanische volmaaktheid (zie bijv. Openb. 4:5; 5:1,6). Het getal 4 wordt vaak genoemd met het oog op deze schepping: vier windrichtingen, vier hoeken van de aarde (Openb. 20:8) enz.
3 Zie Genesis 18:2; 22:4; drie uur duisternis etc.
4 In deze twee hoofdstukken lijkt de beschrijving van de Koning van Babylon (Jes. 14) en de Koning van Tyrus (Ez. 28) een beschrijving en verklaring van de val van Satan.
5 Zie hiervoor de Duitse ELB, Engelse Darby of Engelse KJV vertaling, de Nederlandse vertalingen laten dit woordje weg.
6 Voor verdere verdieping van dit onderwerp kan er op deze site gezocht worden op ‘bedelingen‘.