Christus’ geboorte en wat de wereld aan kerst verbindt

Inleiding

De Persoon van Christus is voor ieder kind van God een Voorwerp van eeuwigdurende aanbidding. Zijn geboorte, Zijn heilig leven op aarde, Zijn lijden en sterven aan het kruis, Zijn opstanding uit de doden, Zijn hemelvaart, Zijn verheerlijking aan Gods rechterhand, Zijn zitten in de troon van Zijn Vader en Zijn dienst nu als Hogepriester en Voorspraak in de hemel kunnen alleen maar onze bewondering en aanbidding jegens Hem steeds groter maken.

Welke gelovige zal niet als hij denkt aan Christus’ geboorte met eerbiedige vreugde vervuld zijn bij het lezen van Schriftgedeelten als:

  • ”Het Woord is betrouwbaar en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaars te behouden, van wie ik de voornaamste ben” (1 Tim. 1:15);
  • ”Christus Jezus, Die in de gestalte van God zijnde, het geen roof geacht heeft God gelijk te zijn, maar heeft Zichzelf ontledigd en heeft de gestalte van een slaaf aangenomen en is de mensen gelijk geworden” (Filippi 2:6,7);
  • ”Want gij kent de genade van onze Heer Jezus Christus, dat Hij, terwijl Hij rijk was, terwille van u arm is geworden, opdat gij door Zijn armoede rijk zoudt worden” (2 Kor. 8:9);
  • ”En het Woord is vleesgeworden en heeft onder ons gewoond, vol van genade en waarheid” (Joh 1:14);
  • ”En de engel zei tot hen: Vreest niet, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die voor het hele volk wezen zal; want u is heden een Heiland geboren, die Christus, (de) Heer, is, in de stad van David” (Lukas 2:11).

Zo zal de geboorte van Christus en Zijn oneindig diepe vernedering die daaruit spreekt, het hart van elke gelovige met grote blijdschap vervullen. Want ”al wat aan Hem is, is gans begeerlijk” (Hooglied 5:16).

De schrijver van onderstaand artikel is diepbedroefd over alle onschriftuurlijke dingen die de godsdienstige wereld verbonden heeft met de geboorte van onze hooggeloofde Heer en Heiland. En hij wekt ons als Christenen niet op om de geboorte van de heilige Zoon van God te verbinden met de fabels van hét heidendom of met de dwaasheden van een afvallige Christenheid, maar om met een voornemen van het hart bij de Heer alléén te blijven.

De oorsprong van Kerstmis

Kerstmis was een heidense feestdag lang vóórdat het door de zogenaamde Christelijke wereld gevierd werd en ”Kerstmis” (of: ”Kerstfeest” of ”Kerst”) werd genoemd. Het was het Chaldeeuwse en Babylonische feest ter ere van de geboorte van de zoon van de ‘Koningin des hemels’: de godin Astarte. Het werd onder alle heidense volken gevierd op 24 of 25 december.

Kerstmis heeft niets te maken met de geboorte van Christus, een gebeurtenis die naar de meeste waarschijnlijkheid plaatsvond ongeveer tussen april en oktober, want het was nacht toen de herders buiten in het veld bleven en de engelen aan hen verschenen om hun de geboorte van de Heiland, Christus de Heer, aan te kondigen (Lukas 2:8-14). En het is wel bekend dat het niet de gewoonte is voor herders in Palestina om ‘s nachts bij hun kudden te blijven na oktober vanwege de koude regenbuien. En ze gingen niet weer naar buiten vóór het einde van het regenseizoen. Dit seizoen begon in september of oktober en eindigde in de lente.

Ook moest in de tijd waarin Christus geboren werd iedere vrouw en ieder kind naar de stad gaan waar ze oorspronkelijk thuishoorden, om op bevel van de keizer Augustus ingeschreven te worden. Sommigen van hen, zoals Jozef en Maria, moesten een verre reis maken. De woorden van Christus: ”Bidt dat uw vlucht niet plaats vindt in de winter” (Mattheüs 24:20) laten zien dat reizen in het koude, regenachtige winterseizoen gepaard ging met veel ongemak. Daarom zal die tijd dan ook niet zijn uitgekozen voor een dergelijke inschrijving, waarbij vrouwen en kinderen dan buiten moesten reizen.

Tot in de derde eeuw is in de Christelijke kerk van een feest als Kerstmis nooit iets gehoord. Pas ver in de vierde eeuw begon men het meer en meer waar te nemen. Het kwam in praktijk evenals Pasen en andere feesten van de roomse kerkkalender, toen de roomse kerk heidense feesten begon over te nemen en daaraan Christelijke namen gaf.

In de hele heidense wereld waren een godinmoeder en haar kind voorwerpen van aanbidding bij dit feest. Zij droegen namen die al naar gelang het land verschilden, maar allen hadden ze het stempel van het oorspronkelijke systeem van afgoderij of afgodendienst wat in Babylon begonnen was (zie bijvoorbeeld Jozua 24:2). Deze godin, die bijna overal ”Koningin des hemels” en ”de Moeder der goden” werd genoemd, of ook wel werd betiteld met ”de Maagd” en ”onze Vrouwe”, had verschillende namen. Door de Romeinen werd ze aangebeden als Venus, door de Efeziërs als Artemis of Diana (Hand. 19:24,27-28,34-35), en door de Grieken werd ze Astarte genoemd, terwijl ze in het Oude Testament steeds voorkomt als Astoreth (in het meervoud: Astaroth). Dit wordt gewoonlijk in de King James-vertaling weergegeven met ”bos”, wat een verkeerde vertaling is van het Hebreeuwse woord ”Asherah”. Zie hiervoor o.a. 1 Kon. 11:5,33; 2 Kon. 23:13; 1 Sam. 31:10; 2 Kon. 21:7; 2 Kron. 33:7; Richt. 6:25-30; 1 Kon. 16:33 enzovoort. Deze godin wordt in Jeremia 7:18 en 44:17-28 de ”Koningin des hemels” (“Melécheth” betekent koningin) genoemd.

Er werd beweerd dat haar kind de reïncarnatie was van de zonnegod na zijn verdienstelijke dood. Van hem werd beweerd dat hij het beloofde”Zaad van de vrouw” was (Gen. 3:15). Zijn naam Zoroaster betekent ”zaad van de vrouw”, en zijn voortdurend embleem was een tak. Daarom werd zijn geboorte gevierd met grote feestelijkheid. Hij staat op oude monumenten voortdurend afgebeeld als een kind in zijn moeders arm. Beiden hebben ze een cirkel rond hun hoofden, evenals dit vandaag de dag gewoon is in afbeeldingen van Maria en haar Kind. Deze cirkel was de hiëroglyfische voorstelling van de zon en ook van het ”Zaad van de vrouw”. We vinden dit kind en soms de moeder ervan voorgesteld in de afgodische taferelen als de vernietiger van de slang. ”Yule” is de Chaldeeuwse naam voor een kind. De AngloSaksen, die hun afgodisch systeem van Babylon hadden overgenomen, noemden de 25e december (de dag waarop zij hun feest vierden ter ere van de geboorte van dit kind) Yule-dag, al lang vóórdat zij in aanraking kwamen met het Christendom en vóórdat de naam Kerstmis eraan gegeven was door de roomse kerk.

Toen Nimrod (Gen. 10:8-10) vergoddelijkt werd, werd hij in het oude Babylonische stelsel van afgoderij aangebeden als de mens geworden, grote zonnegod. In hun stelsel was de zon de opperste god. Belichaamd in de persoon van Nimrod werd hij aangebeden onder de naam Tammuz. Hij stierf een gewelddadige dood, waarvan beweerd werd dat ze een zekere verdienstelijke waarde had. Een klaagzang ter herdenking van zijn dood werd in alle heidense landen gezongen, zo ook zelfs onder de afgodische joden bij de tempel des HEEREN in Jeruzalem (Ezechiël 8:13-16). Hij verscheen – zo beweerde men – weer op aarde als de reïncarnatie van het kind van de ”Koningin des hemels”. Deze geboorte, die volgens de afgodendienaars plaatsvond spoedig na de winterse zonnestilstand, werd in de hele heidenwereld gevierd om en nabij 25 december, en wel met veel dronkenschap, uitspattingen en onzedelijke zwelgpartijen. De varkenskop, de gans en de Yule-cakes, die op veel plaatsen het gangbare gerecht voor kerstdiners vormen, worden vaak afgebeeld gezien op oude monumenten in verband met deze afgod, en zij hadden een vaste plaats in hun bandeloze drinkfeesten ter ere van zijn geboorte. Het kruis, dat door de heidenen altijd op hun baksel gebruikt werd, was het teken van Tammuz; het kruis is namelijk de oude vorm van de letter T, de beginletter van de naam Tammuz.

De grote zonnegod, weggenomen in het midden van zijn macht en heerlijkheid door een gewelddadige dood, werd voorgesteld in de afgodische taferelen als een grote boom, die ontdaan was van al zijn takken en bijna aan de grond werd afgehakt, met een grote slang eromheen gewonden die voor de afgodendienaars het symbool was van de levensvernieuwer. De nieuwgeboren, gereïncarneerde god werd voorgesteld als een palmboom, het symbool van overwinning, die opspruit uit de wortels van de oude stomp (vergelijk Jeremia 10:1-8). In Rome en andere landen werden sparren en dennebomen in plaats van de palmboom gebruikt als symbool van deze nieuwgeboren god. Het beeld van de ”altijd groene boom” is dan een voorafschaduwing van het veronderstelde eeuwige bezit en het eeuwigdurende karakter van zijn macht, omdat hij, nadat hij voor zijn vijanden gevallen was, opnieuw verschenen was, nu zegevierend over al zijn vijanden. Daarom werd 25 december in het heidense Rome en elders gevierd als de ”geboortedag van de overwonnen zon”. Het Yule-log (een blok hout dat de grote god voorstelt die is neergeveld door een gewelddadige dood) werd ‘s avonds in het vuur geworpen. En de denneboom werd volgeladen met geschenken (een symbool van de reïncarnatie van de overwinnende god, de gever van alle goddelijke geschenken aan de mensen). Deze beide dingen waren gebruikelijk bij deze heidense feestelijkheden ter ere van de geboortedag van de gereïncarneerde god.

Het branden van kaarsen, die oorspronkelijk van bijenwas werden gemaakt, komt gewoonlijk algemeen voor in verbinding met de kerstboom. Deze gewoonte heeft ook zijn oorsprong in het oude Babylon, vanwaar het zich over de hele wereld in alle afgodische systemen heeft verbreid. De vergoddelijkte Nimrod werd niet alleen beschouwd als de verlichter van de materiële wereld, maar ook als de verlichter van de zielen van de mensen en als degene die de waarheid openbaart. De uitdrukking voor ”een bij” in het Chaldeeuws betekent ook ”woord”. Daarom werden zowel de honingbij als de ontstoken kaarsen van bijenwas gebruikt als symbolen van deze heidense god, die werd aangebeden als degene die het geestelijk licht aan de mens openbaarde. Het was één van de bijzonderheden van zijn verheerlijking dat er voortdurend kaarsen brandden op zijn altaren. Ze werden ook aangestoken door de heidenen aan de vooravond van hun zedeloze viering van zijn geboorte, en ze werden brandend gehouden gedurende de hele tijd van de feestelijkheden.

Toen Nimrod in Babylon werd vergoddelijkt als de zonnegod, die vlees geworden was, werd zijn vrouw Semiramis ook vergoddelijkt en aangebeden als de ”Koningin des hemels” en de ”Moeder der goden”. Dit stelsel van afgoderij verspreidde zich over de hele oude wereld. Daarom vinden we altijd de vrouwelijke godin verbonden met de mannelijke god, die eerst in zijn incarnatie de echtgenoot is, en later in zijn reïncarnatie de zoon van de godin. Zij werden in verschillende landen onder uiteenlopende namen aangebeden. In Egypte werd de god Osiris genoemd en de godin Isis. In het Oude Testament wordt de mannelijke godheid Baal genoemd (meervoud: Baalim), wat eenvoudig ”heer” of ”meester” betekent, en de vrouwelijke godheid die steeds met hem verbonden is, wordt er Astoreth genoemd (meervoud: Astaroth), wat soms wordt vertaald met ”bos” of ”gewijde paal”. In vele gedeelten van het Oude Testament vinden we deze beide namen samen genoemd (zie Richt. 2:13; 1 Sam. 7:4 en 12:10; 1 Kon. 18:19; 2 Kon. 21:3-7; 2 Kon. 23:4-7 en 23:15). De Ammonieten noemden hem Molech of Milkom (vergelijk Jeremia 19:5-6 met 2 Kon. 23:10 en 1 Kon. 11:5,7).

Zowel de datum van de viering als vele van de gewoonten verbonden met het Kerstfeest op 25 december zijn ontleend aan de oude heidense feesten ter ere van de geboorte van het kind van de ”Koningin des hemels”. En de kerstboom met zijn cadeaus en brandende kaarsen (of tegenwoordig: kerstboomlampjes) is in zijn oorsprong niets anders dan het oude heidense symbool voor Baal. En de aanbidding van Baal was zó gruwelijk in de ogen van de HEERE der heerscharen, de God van Israël, dat Hij om die oorzaak Israël uit Zijn land wierp!

Een feest voor de Heer Jezus Christus?

Zij die in de Heer Jezus Christus geloven kunnen Hem niet behagen door heidense ceremonies en feestelijkheden over te nemen en daaraan Zijn heilige Naam te verbinden. Wanneer de Heer Jezus gewild had dat wij Zijn geboortedag zouden vieren, zou Hij dat zeker gezegd hebben. Dan had Hij ons ook de juiste dag laten weten! Het feit dat God ons de viering van de geboorte van Zijn geliefde Zoon niet bevolen heeft, is voor ieder toegewijd kind van God voldoende reden om dan ook niets met zulke feestelijke en vleselijke praktijken van doen te hebben. Wanneer men denkt aan de brasserijen die ermee gepaard gaan en waarin de ongelovige wereld en de godsdienstige wereld hand in hand gaan, dan is het des te duidelijker dat het pad van een getrouwe gelovige afgezonderd dient te zijn van al deze dingen, evenals Daniël, toen hij zich in zijn hart voornam om zich niet te verontreinigen met de stukken van de spijs van de koning, noch met de wijn van zijn drank (Daniël 1:8).

Lichtzinnigheid en vrolijkheid te verbinden met de Zoon van God is weerzinwekkend, wanneer we denken aan het doel van Zijn zending naar deze aarde. Hij moest naar deze diep verdorven aarde komen om na een onuitsprekelijk groot en zwaar lijden te sterven, om ons te kunnen verlossen.

Wat moeten al deze feestelijkheden van deze wereld die Gods eniggeboren Zoon kruisigde, betekenen voor het hart van God? Wat een vreemd iets, ja wat een tegenstrijdigheid, om de geboortedag te vieren van Iemand in Wie men niet gelooft! Toen de Heer Jezus geboren werd op aarde, waren de heersers verontrust en zochten Hem om te brengen. Nu kussen velen Hem net zoals Judas, alsof ze Hem willen vereren op Zijn geboortedag, maar zonder dat er ware liefde voor Hem in hun harten is.

Er is één dag aan de Gemeente van God gegeven: de eerste dag van de week (zie b.v. Joh. 20:19,26; Hand. 20:7; 1 Kor. 16:2). En onze Heer heeft ons duidelijk gezegd om Hem, in Zijn dood voor ons, te gedenken in het breken van het brood en het drinken van de beker, toen Hij zei: ”Doet dit tot Mijn gedachtenis”. Maar Hij heeft ons niet gezegd Hem in Zijn geboorte te gedenken. En daarin ligt een betekenis. Wij konden met Christus in het vlees geen verbinding hebben. De tarwekorrel moest in de aarde vallen en sterven óf hij moest alleen blijven (Joh. 12:24). Daarom begint het evangelie niet met de geboorte, maar met de dood van Christus: ”Maar ik maak u bekend, broeders, het evangelie, dat ik u verkondigd heb. Want ik heb u in de eerste plaats overgegeven, wat ik ook ontvangen heb: dat Christus voor onze zonden gestorven is, naar de Schriften; en dat Hij is begraven en dat Hij op de derde dag is opgewekt, naar de Schriften” (zie 1 Kor. 15:1-4).

En dat niet alleen: de gelovige is met Hem gestorven en opgewekt en bevindt zich op een nieuwe grondslag: ”Als gij nu met Christus opgewekt zijt, zoekt dan de dingen die boven zijn, waar Christus is” (Kol. 3:1-2 Kor. 5:15-17).

Wij als Christenen mogen ons altijd verblijden in het feit dat Christus op aarde kwam om zondaren te behouden. Maar laten we Zijn heilige Naam niet lasteren door Zijn menswording te verbinden met de fabels en dwaasheden van het heidendom, of met de bijgelovigheid van de afvallige Christenheid met haar opzichtig versierde kerstboom en haar Kerstman.

Maar de kinderen dan?

De feestelijkheden rondom Kerstmis zijn ongetwijfeld erg leuk en aangenaam voor het vlees, anders zou de wereld (die satan tot god heeft) er nooit zó van genieten dat ze die elk jaar weer herhalen. Sommigen zullen het vieren van kerst verdedigen met het argument dat ze ”de kinderen toch nog wat gezelligheid willen geven”. Maar waarom wilt u de kinderen gezelligheid geven onder de dekmantel van de geboorte van de Heiland? Waarvoor is het nodig om Zijn heilige Naam erbij te betrekken en te verbinden met de dingen die gebeuren ter bevrediging van het vlees?

Betekent dat nu de kinderen met u laten trekken uit Egypte (zie Ex. 10:9-10), een beeld van de wereld, óf is het niet veeleer een vermenging met de Egyptenaren van onze tijd in hun ”tijdelijk genieten van de zonde” (Hebr. 11:25)? De Schrift zegt: ”Voedt het kind op volgens de eis van Zijn weg, en als hij ook oud wordt, zal hij daarvan niet afwijken” (Spr. 22:6, vertaling JND). En in Efeze 6:4 worden de vaders opgeroepen hun kinderen op te voeden in de tucht en vermaning van de Heer.

Geven we de kinderen werkelijk ”gezelligheid” wanneer we ons bezighouden met iets waarover we niet werkelijk de zegen van de Heer kunnen afbidden? Sommigen die bang zijn schrikken ervoor terug hun kinderen iets te onthouden wat hun – naar zij menen – genoegens geeft. Maar hoeveel beter is het, onze kinderen te onderwijzen in de waarheid, opdat ze de Heer Jezus vroeg mogen leren kennen en mogen opgroeien om toegewijd aan Hem te leven, gescheiden van alles wat niet van Hem is. Hierdoor zullen we – slechts door Gods genade -hun stappen mogen leiden in de enige weg waar waarachtige vreugde en echte blijdschap gevonden worden. Er wordt de Heer vaak meer oneer aangedaan in algemeen aanvaarde praktijken dan wij denken, en er steekt vaak meer achter dan we vermoeden. Ware toewijding aan de Heer brengt ons ertoe Zijn woorden te bewaren, ongeacht de vraag wat anderen zouden kunnen doen of zeggen.

Moge er bij ons een innige aanhankelijkheid zijn aan het Woord van God en een besef van het grote belang hiervan voor Gods eer en onze zegen, door te geloven dat het even belangrijk is wanneer de Schrift ergens over zwijgt als wanneer zij iets vermeldt. Een hart voor Christus en een nederige onderworpenheid aan hetgeen geschreven staat zullen uiteindelijk Gods eer en onze grootste zegen bewerken (Jes. 66:2; Joh. 14:21).

Laten wij als Christenen ons toch afkeren van de wereld en haar ”heilige” (dat wil zeggen afgodische) dagen: raak het onreine niet aan. Laten wij de geboorte van de heilige Zoon van God niet verbinden met de fabels van het heidendom en van de afvallige Christenheid, maar laten wij luisteren naar Gods smekende stem: ”Welk deelgenootschap heeft de gerechtigheid met de wetteloosheid? Of welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis? En welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial? … Want gij zijt de tempel van de levende God, zoals God gezegd heeft: ”Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mijn volk zijn”. Daarom gaat weg uit hun midden en scheidt u af, zegt de Heer; en raakt niet aan wat onrein is, en Ik zal u aannemen; en Ik zal u tot Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Heer, de Almachtige” (2 Kor. 6:14-18).

Laten wij deze dingen ernstig overwegen voor het aangezicht van God, tegenover Wie wij zeker verantwoording zullen moeten afleggen. Onderschrijven wij de dingen die in feite de eerste beginselen zijn van afgoderij? En leren wij onze kinderen om hetzelfde te doen? ”Kinderen, wacht u voor de afgoden” (1 Joh. 5:21).

Moge God ons licht geven, en ook de kracht en een voornemen van het hart om bij de Heer alléén te blijven!

Naar ‘Grace&Truth’