De lievelingszoon
De gevolgen van het voortrekken en achterstellen in de opvoeding van kinderen.
Mannen zijn rare wezens! In het bijzonder zij die een zeer sterke moederbinding hebben. Enige tijd geleden moest ik tegen een jonge verloofde man, die zich nog veel drukker maakte om zijn nog vitale moeder dan om zijn verloofde, zeggen: ‘Je zult toch een beslissing moeten nemen, wie je trouwen wilt: Je moeder of je verloofde!’
Nu, hij is met zijn verloofde getrouwd maar het huwelijk werd een ramp. Ze gingen bij de ouders inwonen om huur uit te sparen. Maar vanaf de eerste dag was de spanning voelbaar: De jonge vrouw werd door de schoonmoeder alleen maar bekritiseerd, ze kon niets goed doen. Haar jonge echtgenoot stond haar niet bij, maar ging na zijn werk allereerst naar zijn moeder, liet zich ‘vetmesten’ en deed reparatiewerkzaamheden in haar huishouding. Als hij dan naar zijn eigen woning ging, zat de avond er al zowat op. De jonge vrouw was totaal gefrustreerd. Bij elk kind dat geboren werd, hoopte ze dat haar man haar nu eindelijk eens bij zou staan.
God zegt niet voor niets al tegen het eerste echtpaar: ‘Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en zij zullen tot één vlees zijn’. (Gen.2:24). En dat zegt God, hoewel Adam en Eva zelf geen ouders resp. schoonouders hadden. Maar God wilde hen waarschuwen hun eigen kinderen aan zich te binden. Dat zouden wij als ouders ons steeds bewust moeten zijn. Onze kinderen zijn niet ons eigendom, wij moeten hun de vrijheid geven en hen laten gaan. Kinderen worden ons door God toevertrouwd om ze een bepaalde tijd op te voeden. En wij moeten ze tot zelfstandigheid opvoeden, opdat zij daarna hun eigen kinderen kunnen opvoeden.
Alles heeft een voorgeschiedenis
Het levensverhaal van Jozef begint met het verhaal van zijn vader Jakob. Het is een tragisch voorbeeld van welke uitwerking het kan hebben op een gezin, als een man zich innerlijk niet kan losmaken van zijn ouderlijk huis en zijn rol als vader niet nakomt.
Eerst had Jakob vele jaren nodig, tot hij zich kon losmaken van zijn moeders keuken. En ook dat gebeurde niet vrijwillig. De druk van de situatie dwong hem op de vlucht te gaan voor de wraak van zijn broer Ezau. Toch was Jakob op dat moment al 75 jaar. Dus niet meer de jongste!
Vier levensperioden kunnen we in het leven van Jakob vaststellen: De eerste 75 jaar bracht hij in het ouderlijk huis door. Daarna was hij 21 jaar in Haran. De volgende 34 jaar leefde hij in Kanaän en de laatste 17 jaar in Egypte. Hij werd 147 jaar.
Het belastende verleden
Op zoek naar de zegen van God was Jakob zijn broer door list en bedrog te slim af geweest. Hij had net als zijn moeder Rebekka God niet vertrouwd dat Hij zijn beloften zou kunnen vervullen, en had zichzelf proberen te helpen. Zo startte hij in den vreemde met een rugzak vol schuld tegenover God en mensen (Gen. 28). Maar vluchten is nooit een oplossing! Zoals veel mensen op de vlucht zijn voor onopgeloste dingen uit hun verleden, in plaats van ze door boetedoening en het vragen om vergeving op te lossen! Zelfs de ontmoeting met God bracht Jakob aanvankelijk niet tot een ommekeer (Gen.24:10-22). Hij moest er nog 21 jaar zijn, voordat hij innerlijk voor God op de knieën ging. Hoe anders zou zijn leven en het leven van zijn gezin hebben kunnen verlopen zonder die onbeleden schuld!
Zo is Jakobs leven – zoals het leven van veel mensen – gestempeld door in het werk te vluchten. Hier gaat hij innerlijk in op. Hij wordt een specialist in het fokken van kleinvee en men krijgt de indruk dat hij tot een workaholic wordt. Hij is meer bij zijn kudden dan bij zijn groeiend gezin.
Het huwelijk van Jakob – de tragiek van een niet vervulde liefde
Het is tragisch, als we de volgende 21 jaar in Haran bezien. Hij houdt van Rachel, maar hij wordt door zijn schoonvader uitgebuit en bedrogen. Zo blijft hij in de grond van zijn hart een vrijgezel, hoewel hij vier vrouwen heeft en in totaal 13 kinderen krijgt. Maar succes in zijn beroep schijnt hem belangrijker te zijn dan zijn gezin. Als echtgenoot en vader ontwikkelt hij zich tot de mislukkeling. Hij wordt tot een speelbal van zijn vrouwen. Zij zeggen hem bij wie hij de nacht mag doorbrengen en hij laat het allemaal geworden. Zij bepalen de namen van de kinderen, zij bemoeien zich met de opvoeding. Hij bemoeit zich er niet veel mee, maar laat het gezin zijn gang gaan.
Men zou Jakobs situatie zo kunnen karakteriseren: Een ‘stal’ vol kinderen; zelf echter een ‘werkezel’, die nooit thuis is en ervoor zorgt dat zijn vrouwen ‘alleen voor de opvoeding’ staan.
Hoeveel mannen lijken vandaag in dat schema te passen. Ze blijven egoïsten, die niet volwassen willen worden en hun verantwoordelijkheid die zij voor God en hun gezin hebben, niet waarnemen. Zij hebben hun werk, hun hobby’s, hun vrienden en collega’s – en hun vrouwen vereenzamen ondanks veel kinderen. Of – een ander variant op dit thema – ze worden, als kinderen geboren worden, zelf weer tot kind dat zich door de echtgenote als door hun eigen moeder laat verwennen.
Nieuwe vlucht – en ommekeer
Maar Jakobs onopgeloste verleden haalt hem in. En weer gedraagt hij zich volgens het patroon van de oude trucjes in zijn leven. Hij vlucht, in plaats van het geschil met zijn schoonvader Laban op te lossen (Gen. 31). Maar dan – op de terugweg – haalt God hem eindelijk in. Jakob merkt plotseling: Ik zit vast in een dilemma. Terug kan ik niet meer – daar is Laban. Aan beide kanten ziet hij het leger van God (Gen. 32: 2 en 3) en van voren komt zijn broer Ezau met 400 man! Hier komt Jakob eindelijk tot een innerlijke gebrokenheid. Hij schreeuwt voor de eerste keer tot God. Een heftige strijd is het, tot hij eindelijk een persoonlijke verhouding met God begint. Hosea 12:5 zegt het zo: ‘Hij streed met de Engel en overwon; wenend vroeg hij Hem om genade.’
Pniël wordt voor Jakob tot een beslissende ommekeer in zijn leven. Niet alleen voor zijn persoonlijk leven, maar ook voor het leven van zijn gezin! Pas na deze beslissende nacht kan hij een stap in zijn leven doen. Pas daarna kan hij zijn verleden met zijn broer regelen (Gen. 33). Pas daarna bouwt hij een altaar (Gen.33:20), en gaat hij thuis orde op zaken stellen (Gen. 35 : 2), pas daarna kan hij loslaten (Gen. 35:20) en neemt hij de verantwoordelijkheid op zich in het gezin. Hij geeft voor de eerste keer de naam aan een kind (Gen.35:18) en pas daarna zien we dat hij zich (bij Jozef) met de opvoeding bemoeit (Gen. 37: 2 – 10). En toch beperkt zich zijn liefde en zijn verantwoordelijkheid tot slechts de beide zonen, die van zijn lievelingsvrouw Rachel zijn. God heeft hem zijn eerste liefde ontnomen, en zo draagt hij zijn liefde en zorg over op Jozef en Benjamin.
De fatale gevolgen van de bevoorrechting
Het daaropvolgende verhaal van Jozef laat zien, welke uitwerking deze eenzijdige aandacht van Jakob voor Jozef heeft. De overige broers worden begrijpelijkerwijs afgunstig en jaloers. Jozef wordt door zijn broers uit de weg geruimd – een tragische ontwikkeling die veel leed en nood voor alle betrokkenen tot gevolg heeft. Hoeveel ellende zou Jakob zich en zijn gezin hebben kunnen besparen als hij zijn verantwoordelijkheid als vader juist zou hebben opgevat. En toch heeft de aandacht van Jakob voor zijn lievelingszoon iets positiefs voor Jozef: Hij leert uit de geschiedenis van zijn vader het handelen van God kennen en leert, Hem te vertrouwen. Zo kan hij het moeilijkste stuk van zijn weg in de Egyptische gevangenis met Gods hulp doorstaan zonder wraakgevoelens voor zijn broers te ontwikkelen. Het eind van het verhaal laat zien dat God zelfs de kromme wegen van Jakob toch nog recht maakt en God geëerd wordt.
Mijn vaderzijn stempelt het Godsbeeld van mijn kinderen
De vraag, die wij ons als vaders moeten stellen, is: Hadden wij onze Pniël? Hadden wij een zo intensieve ontmoeting met God, in welke wij alleen met Hem waren, zonder ook maar houvast, zonder een uitvlucht? Kenden wij werkelijk een totaal gebroken zijn, dat ons bracht tot een vastklemmen aan God? Een uur, waarin wij met God ons verleden ophelderden en waarin wij onze rol als vaders bewust op ons namen?
Ik weet niet, hoe jij je je vader herinnert – ervan uitgaand dat je er een hebt. Was hij nooit aanwezig? Of, hoewel aanwezig, toch op een of andere manier afwezig? Was hij slap of hard? En hoe ben jij als vader? Voor de eerste keer werd ik me van dit verband bewust toen ik jaren geleden met een groep jongeren dit thema wilde behandelen. Voor mij zat een jongen van wie de vader op geen enkele manier zijn vaderrol nakwam. Hij zat, zoals men dat in de volksmond in het algemeen zegt, ‘onder de pantoffel’ van zijn vrouw, liet een klagerig voorbeeld zien en werd door zijn zonen veracht. Hoe moest ik hem God als Vader laten zien, daar hij nooit een echte vader meegemaakt had?
Ulrich Parzany zei ooit eens: ‘Als wij door een menselijk voorbeeld van een vader bij God uitkomen, komen wij op een doodlopende weg terecht. Andersom moeten wij, vaders, van God leren wat werkelijke vaderschap betekent.’
Mijn Godsbeeld stempelt mijn vaderzijn
Als ik voor anderen een goed voorbeeld wil zijn, moet ik zelf een goed voorbeeld hebben. Ik bid misschien zondag aan zondag ‘Onze Vader…’ en ken God echter alleen als de verre, straffende, onbereikbare en onberekenbare God en niet als een Vader Die mij heel persoonlijk lief heeft en voor mij zorgt.
Hoe kan ik God werkelijk als Vader leren kennen?
Toen de Heere Jezus Zijn discipelen over Zijn Vader vertelde, leek het alsof ze een sterk verlangen gekregen hadden om deze werkelijke Vader in de hemel te leren kennen. Filippus vroeg Hem daarom: ‘Heere, laat ons de Vader zien en het is ons genoeg’ (Joh 14:8).
De Heere Jezus zei daarop tegen hem: ‘Ben Ik zo’n lange tijd bij u, en kent u Mij niet, Filippus? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien’ (Joh. 14 : 9).
Dat betekent: Ik kan het werkelijke wezen van God alleen leren kennen door Zijn Zoon Jezus Christus. Hij toont mij heel Zijn liefde doordat Hij, omdat ik in gebreke bleef voor mijn zonden op Golgotha stierf. Als ik Hem zo in mijn hart mijn schuld mag belijden, word ik Gods kind en Hij Mijn Vader. Zo leer ik Hem kennen als liefhebbende, vergevende, zorgende Vader en in Hem leer ik wat werkelijk vader zijn voor mijn kinderen betekent.
Jij bent een voorbeeld voor jouw kinderen!
Of wij het ons bewust worden? Ons voorbeeld als vaders stempelt niet alleen de vraag van onze kinderen naar de zin van het leven, maar ook het beeld dat zij van God zullen hebben: ‘Heeft Vader (God) tijd voor mij? Neemt Vader (God) mij serieus? Is Vader (God) rechtvaardig? Kan ik met Hem spreken? Is Hij rancuneus of vergevingsgezind? Heeft Hij mij lief?’
Je zult zeggen: ‘Ik ben toch geen God, maar slechts een mens!’, en ‘Mijn vader was ook niet beter!’ Dat kan zijn. Maar ook daaruit resulteert jouw beeld dat jij van God hebt, en dat je aan jouw kinderen zult doorgeven.
Eberhard Platte
Vragen om over na te denken
Kom ik mijn verantwoordelijkheid als vader na?
Behandel ik mijn kinderen met dezelfde waardering als al ‘mijn lievelingskinderen’?
Heb ik een heel persoonlijke relatie tot God, van waaruit mijn Gods- en daarmee mijn vaderbeeld ontstaat?