De stille stem van het oordeel
‘Op de aardbeving volgde een vuur, maar de HEERE was ook niet in het vuur. En na het vuur kwam het suizen van een zachte stilte [nkjv: een zachte kleine stem]’ (1 Kon. 19:12).
‘Want het is nu de tijd dat het oordeel begint bij het huis van God; en als het bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen die het evangelie van God niet gehoorzamen?’ (1 Petr. 4:17).
‘Maar de HEERE trof de farao en zijn huis met zware slagen, vanwege Sarai, de vrouw van Abram’ (Gen. 12:17).
Met terechte bezorgdheid zijn we getuige van een nieuwe en gevaarlijke ziekte die zich in razend tempo over de hele wereld verspreidt. Naarmate het aantal dodelijke slachtoffers toeneemt, treffen we meer maatregelen om onszelf en anderen te beschermen. Er is echter een gevaar dat veel groter en wijder verbreid is dan COVID-19.
In feite herkent iedere Christen de stem van de Heere in alles wat ons omringt: de spanning en verbijstering waarmee de wereld en haar leiders worden geconfronteerd, de impact op de gezondheid en het welzijn van haar bewoners, de impact op alle sectoren van de wereldeconomie, of het nu gaat om landbouw, gezondheidszorg, voedselvoorziening, industrie, toeleveringsketens, sport of amusement. Ik hoor Christenen zeggen – en terecht – dat het tolereren en legaliseren van zonde en immoraliteit, het afwijzen van God door de publieke sector, het zich verspreiden van het atheïsme in de academische wereld van universiteiten en vele andere onderwijsinstituten, materialisme, hebzucht, egoïsme, haat en de verspreiding van new age en spiritisme, de oorzaken zijn van alle problemen waarmee de wereld nu geconfronteerd wordt. Veel Christenen verkondigen het evangelie en bidden dat mensen tot de Heere Jezus zullen komen en zich bekeren en Hem aanvaarden als hun persoonlijke Redder.
Hoewel dit allemaal volkomen waar is, vrees ik dat het belangrijkste punt ons ontgaat en dat is de stem van God die spreekt tot ons als gezinnen, als plaatselijke vergaderingen en als wereldwijde Gemeente. Laten we nadenken over wat de Heere doet om onze aandacht te krijgen, zodat we ons handelen kunnen overwegen.
De gezamenlijke en openbare wekelijkse bijeenkomst om de Heere te gedenken en Zijn dood te verkondigen totdat Hij komt, is in bijna alle landen van de wereld voorlopig opgeschort en dat geldt ook voor de wekelijkse bidstond en Bijbelbespreking in de plaatselijke samenkomsten. Bijbelconferenties zijn afgelast en veel gelegenheden voor geestelijke activiteit en onderlinge gemeenschap kunnen niet doorgaan.
Velen hebben zich gehaast om de beschikbare technologie – waarvoor wij de Heere dankbaar zijn – te gebruiken voor het opzetten van de online Woordbediening, Bijbelstudies en gebedsbijeenkomsten. Dit is natuurlijk van grote waarde en veel gelovigen worden er in deze tijd van angst en onzekerheid door opgebouwd.
Maar de vraag die blijft hangen, is: wat zegt de Heere tegen ons? Voelen wij de pijn en het gemis in onze ziel, omdat we niet persoonlijk en als gemeente kunnen samenkomen om Hem te gedenken? Dat kunnen we niet online doen. Al deze bijzondere online activiteit zou ons niet zelfgenoegzaam moeten maken omdat we een manier gevonden hebben om in onze geestelijke behoeften te voorzien.
De belemmeringen voor onze samenkomst waar we rondom de Heere Jezus samenkomen, zouden ons ertoe moeten brengen om in onze privéomstandigheden stil aan Zijn voeten te zitten en alles te onderzoeken. Het is een zeer unieke situatie, geliefde gelovigen, die we allemaal moeten overdenken, want al hebben we ontmoetingsplaatsen, al hebben we transportmiddelen, al zijn de wegen niet geblokkeerd, al zijn velen van ons gezond en mobiel, toch kunnen we niet als gemeente samenkomen om daar de Zoon van God te ontmoeten. Voelen we zwaarmoedigheid en verdriet in ons hart, omdat we op de dag van de Heere niet als vergaderingen kunnen samenkomen om te luisteren naar de stem van heilige liefde zoals we dat al vele jaren hebben gedaan?
Leggen we de verantwoordelijkheid voor wat er gebeurt en wat de Heere aan het doen is, bij de goddeloze wereld om ons heen? Zijn we van mening dat de Heere hen straft vanwege hun slechte daden? Maar wat als wijzelf misschien de oorzaak zijn van wat er met de wereld om ons heen gebeurt, waardoor wij verhinderd worden om op zondag samen te komen? Was het niet vanwege de gedachten en daden van Abram dat de Heere de farao en zijn huis met zware slagen trof (Gen. 12:17)?
Komt het door onze ontrouw, ons materialisme en het overnemen van de dingen, de wegen en de ideeën van de wereld in ons leven, in onze gezinnen en in onze samenkomsten? Toch gaan mogelijk ook wij naar de samenkomst om in Zijn tegenwoordigheid te zijn en doen we alsof alles goed is.
De afgunst, het streven naar aanzien, de strijd, het geroddel, de kwaadsprekerij, de hypocrisie, de dubbellevens, de lauwheid tegenover de Heere en Zijn dingen. Toch gaan we naar de samenkomst om in Zijn aanwezigheid te zijn en doen we alsof alles goed is.
Onze persoonlijke toewijding aan Hem, het lezen van Zijn Woord en het tijd doorbrengen in Zijn aanwezigheid zijn geen prioriteit in ons leven, want we zijn druk bezig met onze legitieme verantwoordelijkheden en zaken; we hebben onze eerste liefde verlaten. Toch gaan we naar de samenkomst om in Zijn aanwezigheid te zijn en doen we alsof alles goed is.
Maar de Heere, Die te ‘rein van ogen [is] om het kwade aan te zien’ (Hab. 1:13), ziet dat alles – en méér, want niets is voor Hem verborgen. Welke gevoelens zullen er leven in Zijn hart? Horen we niet net als David onze verantwoordelijkheid te nemen? Hij erkende dat het zijn hoogmoed en zijn daden waren die de plaag hadden gebracht over het land, waardoor meer dan zeventigduizend mensen waren gestorven (2 Sam. 24:15-17).
Kunnen we de stem van de Heere in dit alles horen? ‘Zaai voor uzelf in gerechtigheid! Oogst in goedertierenheid! Ploeg voor uzelf ongeploegd land om! Het is tijd om de HEERE te zoeken, totdat Hij komt en het laat regenen: gerechtigheid over u’ (Hos. 10:12).
Sommigen zeggen misschien dat we nu in de tijd van het Nieuwe Testament leven en dat dit de dag van de genade is en we deze verzen dus niet op onszelf kunnen toepassen. Het is inderdaad waar, God zij dank, dat dit de dag van de genade is. Maar: ‘Wat zullen wij dan zeggen? Zouden wij in de zonde blijven, opdat de genade overvloediger wordt?’ (Rom. 6:1).
Verandert onze heilige Vader Zijn karakter in de tijd van de genade? Zou Zijn liefdevolle hand in het tuchtigen van Zijn kinderen niet van toepassing zijn op de dag van de genade? Leert Hebreeën 12:
6-11 ons niet dat dit wel van toepassing is? Moet u nog eens opnieuw luisteren naar de stem van de Heere die waarschuwend spreekt tot de gemeenten in Sardis en Laodicéa? ‘Dit zegt Hij, Die de zeven Geesten van God en de zeven sterren heeft: Ik weet uw werken, dat u de naam hebt dat u leeft, en u bent dood. Word waakzaam en versterk het overige, dat op het punt staat te sterven; want Ik heb uw werken niet volkomen bevonden voor Mijn God. Gedenk dan … en bekeer u’ (Openb. 3:1-3).
Heeft de Heere, terwijl wij in geestelijk opzicht slapen, ons voorlopig het voorrecht ontnomen om samen te komen om Hem te gedenken (Hoogl. 5:2-8)? Kunnen wij onszelf vernederen, ons denken en handelen overwegen, onze zonden belijden, ons bekeren en teruggaan naar onze eerste liefde?
Moge de Heere ons genadig zijn omwille van Zijn Naam.
Emil S. Nashed