Elke morgen

Jesaja 50:4

Hebben we weleens nagedacht over de volmaakte Mens, Die ’s morgens vroeg, nog diep in de nacht, naar een eenzame plek ging om te bidden (Mark. 1:35)? Hebben we de volgende woorden van de profeet Jesaja weleens gehoord: ‘Hij wekt Mij elke morgen, Hij wekt Mij het oor, zodat Ik hoor’ (Jes. 50:4)? Waren we, toen we dit lazen, niet verbaasd om te lezen dat Hij, ‘de Schepper van de einden der aarde’ (Jes. 40:28), ’s morgens vroeg ging bidden tot Zijn God en Vader? Had Hij Die alle dingen kende, het nodig om elke morgen te luisteren en te horen ‘als zij die onderwijs ontvangen’ (Jes. 50:4)?  Hier op aarde was Hij een afhankelijk Mens, een nederig Mens, een gehoorzaam Mens, Die ons een voorbeeld heeft nagelaten, zodat wij Zijn voetstappen zouden navolgen (zie 1 Petr. 2:21).

Als de Heere Jezus Zelf in de dagen dat Hij op aarde was (Hebr. 5:7) de behoefte voelde om ’s morgens vroeg vertrouwelijk met Zijn Vader te spreken, hoeveel te meer hebben wij dat dan nodig, wij die zo zwak en onwetend zijn? Zijn dagen waren zo vol dat Hij en de discipelen soms zelfs geen gelegenheid hadden om te eten (Mark. 6:31). Maar ondanks dat waren de eerste momenten van de dag bestemd voor gebed en rustige overdenking – een belangrijk moment dat als een ‘aangename geur’ volledig naar God opsteeg. Kennen wij de rust van die momenten bij het aanbreken van de dag, wanneer we alleen aan Zijn voeten zitten? Wanneer alles om ons heen nog rustig is, hebben we dan de gewoonte om te putten van het levende water uit de put Lachai-Roï (Gen. 24:62)? Die naam betekent: ‘bron van de Levende Die mij ziet’, om Zijn barmhartigheden te proeven, die nieuw zijn, elke morgen (Klaagl. 3:23).

Wanneer we alleen zijn met Hem, horen we Zijn stem door de bladzijden van het Boek heen dat God ons heeft gegeven. Daar leren we Hem kennen, Hem volgen; daar leren we van Hem, zodat we in de uren daarna iets van Zijn volmaaktheid uitstralen, die de Heilige Geest ons heeft doen ontdekken in Zijn wonderlijke Persoon. Nadat Hij tot ons gesproken heeft, kunnen wij op onze beurt alles aan Hem vertellen wat we op ons hart hebben en alle dingen aan Hem geven: ‘ ’s Morgens leg ik mijn gebed voor U neer en zie ik naar U uit’ (Ps. 5:4). 

De vijand is er heel goed in om ons te beroven van deze momenten of om ze tenminste te verkorten, zodat die momenten veel van hun heerlijkheid verliezen. Het werk dat ligt te wachten, de vermoeidheid van de vorige dag, een terugslag van een te lange avond en allerlei andere kleine dingen worden een excuus voor het inkorten van dit ochtendmoment. Elke ochtend verzamelde de Israëliet in de woestijn manna voor die dag. Het was niet mogelijk om het te bewaren en op te slaan. Ze kregen elke dag ‘brood uit de hemel’, maar ze moesten het elke dag zelf verzamelen voordat de zon begon te branden (Ex. 16:21).

Wanneer de Heere op die momenten tot ons heeft gesproken, is het goed om Zijn woorden, die Hij ons heeft gegeven, in ons hart te bewaren; schrijf ze op, denk er nogmaals aan tijdens de dag en breng ze in de praktijk. Als we er zo mee bezig zijn, worden Zijn woorden iets persoonlijks voor ons, een rijkdom die ons stap voor stap verandert. En als God een donkere tijd in ons leven toestaat, als Hij ons elk ogenblik beproeft, dan moeten we niet vergeten dat Hij Zijn hart op ons richt (Job 7:17-18). Hij weet wat lijden is. Hij begrijpt al onze zwakheden. Bij het aanbreken van de dag mogen we aan Zijn voeten zitten en luisteren naar de stem die de vermoeide ondersteunt met een woord (Jes. 50:4) en de sterkte vermeerdert van wie geen krachten heeft (Jes. 40:29). 

Wij hebben het nodig om onderweg uit de beek te drinken (Ps. 110:7), om in Zijn schaduw te zitten en van Zijn vruchten te proeven. Laten we het gebed van Mozes uitspreken: ‘Verzadig ons in de morgen met Uw goedertierenheid, dan zullen wij juichen en verblijd zijn, tijdens al onze dagen’ (Ps. 90:14). En laten we nooit vergeten: wij zijn in afwachting van de ‘morgen zonder wolken’ (2 Sam. 23:4); dan zal onze vreugde volmaakt zijn en voor eeuwig, want dan zullen we Hem zien!

Georges André