Gods grote liefde
‘Hierin is de liefde van God ten opzichte van ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem.’ (1 Johannes 4:9)
De Amerikaanse evangelist Dwight L. Moody (1837-1899) had in Europa de ex-zakkenroller Henry Moorhouse leren kennen. Die had zich radicaal bekeerd en predikte nu zelf ook het evangelie van Jezus Christus. Uiterlijk was Moorhouse niet erg indrukwekkend. Moody stond dan ook sceptisch tegenover de vraag of Moorhouse wel een goede prediker kon zijn. In 1868 kwam hij naar Amerika reisde en wilde ook Moody bezoeken, om tegelijk ook met hem het evangelie te verkondigen. Maar Moody moest juist een paar dagen op reis. Toch werd er besloten tenminste één poging te wagen met Moorhouse…
Aan het begin van zijn eerste preek in Chicago las Moorhouse Johannes 3:16: ´Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft´.
Na de preek overlegden de verantwoordelijke broeders met elkaar of ze wel met Moorhouse verder konden gaan. Uiteindelijk mocht hij nog een tweede avond spreken. Tot verbazing van de luisteraars begon hij weer met hetzelfde vers: Johannes 3:16.
Toen Moody de volgende dag terugkwam, vroeg hij aan zijn vrouw Emma hoe het was geweest met Moorhouse. ‘Hij heeft de mensen erg aangesproken… Maar hij preekt wel een beetje anders dan jij. Hij zegt zelfs tegen de ergste zondaren dat God hen liefheeft!’ Toen stond Moodys oordeel helemaal vast. Hij zei: ‘Die man vergist zich!’ Maar zijn vrouw zei: ‘Ik denk dat je het met hem eens zult zijn als je eerst eens naar hem hebt geluisterd. Want alles wat hij zegt, fundeert hij op Gods Woord. Hij herinnert eraan dat God liefde is´ (1 Johannes 4:16).
Tot dan toe had Moody God in zijn preken altijd voorgesteld als een toornige God; als een God Die niet alleen boos is over de zonden van de mensen, maar Die bovendien boos is op alle onbekeerde zondaren. Nu was hij wel érg benieuwd om Moorhouse zelf te horen prediken. Hoe kwam hij toch aan zijn mening dat God zondaren liefheeft?!
Opnieuw begon Moorhouse zijn toespraak met Johannes 3:16: God heeft de wereld zó liefgehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft…
Moody vertelde later: ‘Moorhouse begon met het scheppingsverhaal en ging door de hele Bijbel tot aan de Openbaring om aan te tonen dat God de mensen altijd lief heeft gehad. Tot op dat moment was ik me er niet van bewust geweest hoeveel God van ons houdt. Mijn hart begon te ontdooien. Uiteindelijk kon ik mijn tranen niet inhouden’.
Moorhouse bleef nog een hele week in Chicago. Hij predikte elke avond over dezelfde prachtige Bijbeltekst. Na één van die avonden zei Moody: ‘De liefde van God drong diep door in mijn hart. Tot dan toe had ik gepredikt dat God met een tweesnijdend scherp zwaard achter de zondaar aan zat om hem daarmee neer te slaan … Nu predik ik dat God vol liefde achter hem aangaat; en dat mensen die bij Hem weglopen, op de vlucht zijn voor Zijn liefde’.
Avond na avond stelde Moorhouse het goede evangelienieuws aan vele toehoorders voor. Liefdevol en indringend stelde hij hun de noodzaak voor zich te bekeren om gered te worden van de komende toorn (1 Thess. 1:10). In het middelpunt van zijn toespraken stond steeds de onbegrijpelijk grote liefde van God, die volkomen zichtbaar is geworden in Jezus Christus.
Op de laatste avond sloot Moorhouse af met de woorden: ‘Beste vrienden, een hele week lang heb ik geprobeerd jullie te vertellen hoeveel God van ieder houdt, maar ik kan het jammer genoeg alleen maar met armzalige woorden uitdrukken…’. Zó groot is Gods liefde voor jou en voor mij!
DGS