Een herinnering aan zonden
‘Want daar de wet een schaduw heeft van de toekomstige goederen, niet het beeld van de dingen zelf, kan zij met dezelfde slachtoffers, die men voortdurend elk jaar offert, hen die naderen, nooit volmaken. Zou anders het offeren daarvan niet opgehouden zijn …? Maar in deze [offers] is jaarlijks een in gedachtenis brengen van zonden’ (Hebr. 10:1-3).
De ervaringen gedurende het leven kunnen een traumatisch verdriet of een verschrikkelijk verlies inhouden. Hun sporen kunnen een leven lang zichtbaar blijven in iemands leven. Toch hebben veel mensen gemerkt dat door de tijd heen zelfs het diepste verdriet iets verzacht. We kunnen echter nooit de schuld van de zonde doen afnemen.
In de tijd van het Oude Testament bracht met name de Verzoendag de zonden in herinnering. Er werden dan twee geiten gebracht en één daarvan werd geofferd. Vervolgens moest de hogepriester ‘al de ongerechtigheden van de Israëlieten belijden, al hun overtredingen, overeenkomstig al hun zonden’ (Lev. 16:21). Let op de nadruk op het woordje ‘al’! Wij kunnen ons nauwelijks voorstellen hoeveel indruk dit gemaakt moet hebben op een vrome Joodse man of vrouw. Elke vergeten schuld van het voorbije jaar schoot hun bij die ene gelegenheid weer te binnen, die dag waarop alle Israëlieten zich moesten verootmoedigen (Lev. 23:29).
Hoe anders is dat voor gelovigen in onze tijd! De Heer Jezus heeft Zichzelf eenmaal geofferd en heeft daarmee de wil van God vervuld en ‘voor altijd hen volmaakt die geheiligd worden’ (Hebr. 10:5-14). Er is voor Christenen nog wel een herinnering, maar die heeft een volkomen ander karakter. We hebben het brood en de beker en het woord van de Heer, Die gezegd heeft: ‘Doet dit tot Mijn gedachtenis’. Steeds wanneer de schuld ons aanklaagt, mogen we onszelf herinneren aan de betekenis van deze symbolen en Hem aanbidden.
S.J. Campbell