Het gebed van het geloof tot genezing
Jakobus gaat aan het eind van zijn brief nog in op verschillende situaties in het leven van de gelovigen. Er kan moeite en verdriet zijn. Maar er kunnen ook blijdschap en tijden van voorspoed zijn. In beide gevallen bestaat het gevaar dat men zich van de Heere Jezus vervreemdt. Jakobus laat zien wat ons daarvoor kan bewaren. In moeiten is dat het gebed, en in tijden van voorspoed is dat de dankbaarheid die ons de lof doet zingen (zie hfdst. 5:13). Beide verbinden ons met God, en deze verbinding hebben we nodig!
Ziekte in het leven van een gelovige
Dan begint Jakobus over het thema ziekte. Ziekte in het leven van een gelovige kan verschillende oorzaken hebben. Soms geeft God, Die boven alle dingen staat, ons daarover duidelijkheid.
Het kan bijvoorbeeld zijn dat God ons een lichamelijke beperking stuurt, opdat we dicht bij Hem blijven en niet zondigen. Zo was het bij Paulus (zie 2 Kor. 12:7). Het kan ook zijn dat God door middel van een ziekte Zichzelf wil verheerlijken. Zo was het bij de blindgeborene in Johannes 9. God wil daarbij ook steeds ons geloof versterken.
Het is echter ook mogelijk dat een ziekte het gevolg van zonde is in ons leven. Zo was het bijvoorbeeld bij de Korinthiërs (zie 1 Kor. 11:30). Deze mogelijkheid brengt Jakobus in hoofdstuk 5:15-16 ter sprake; daarbij komen door de formulering “En als hij zonden gedaan heeft” (vers 15) echter ook andere mogelijke oorzaken voor de ziekte in aanmerking. In totaal geeft hij hier vier belangrijke aanwijzingen voor:
- De zieke moet de ouderlingen bij zich roepen.
- De ouderlingen moeten voor hem bidden.
- Ze moeten hem met olie zalven.
- Als het de zieke duidelijk wordt dat zijn ziekte als gevolg van zonde over hem is gekomen, dan moet hij de zonden belijden, opdat hem vergeving wordt geschonken.
De ouderlingen bij zich roepen
Het bij zich roepen van ouderlingen was voor de ontvangers van de Jakobusbrief niet onbekend. Dit stamde immers uit het Jodendom, en daar waren ouderlingen die een bijzondere verantwoordelijkheid onder Gods volk op zich namen (zie Ex. 3:16 o.a.). Ook in de gemeenten in Jeruzalem en Judea waren ouderlingen (zie Hand. 11:30). Aan deze ouderlingen moet Jakobus waarschijnlijk denken, want hij schrijft over ouderlingen van de gemeente.
Later werden ouderlingen door de apostelen en/of hun gevolmachtigden aangesteld (zie Titus 1:5). Dit ambt van ouderling kennen we vandaag niet meer, wel echter nog de dienst van de ouderlingen. Wat is het goed dat er ook vandaag in de plaatselijke vergaderingen nog broeders zijn die men kan roepen als er een probleem is. Ben je bereid hen dit vertrouwen te schenken?
Het is beslist niet zo dat voor elk geval van ziekte zulke broeders moeten worden geroepen. Maar met name in het geval dat de zieke zich ervan bewust is geworden dat zonde de oorzaak van de ziekte is, maant Jakobus tot openheid en eerlijkheid. Hij maakt duidelijk hoe noodzakelijk het is de zonde te belijden. Zonder een schuldbelijdenis kan God geen vergeving schenken, en de ziekte die God als gevolg van de zonde gestuurd heeft, kan niet genezen worden.
Het gebed van het geloof
Wat moeten nu de ouderlingen doen die de door de zieke zijn geroepen? Ze moeten voor de zieke bidden. Het gebed is in ieder geval een uiterst belangrijke zaak. Als we ons in een oprecht gebed tot God keren, dan erkennen we dat we Hem nodig hebben. We ervaren onze afhankelijkheid van God, en gaan naar Hem toe. Van Hem verwachten we dat Hij ons helpt en de weg wijst. Als we Hem alles bekend maken, geeft Hij ons Zijn vrede. Dat heeft Hij beloofd (zie Fil. 4:6-7).
Het gaat bij Jakobus hier niet in de eerste plaats erom dat we onze zorgen en verlangens in het algemeen bekendmaken, maar om het gebed van het geloof. Dit gebed van het geloof is gebaseerd op de openbaring van God en Zijn beloften. Er wordt gesproken in onderscheidend vermogen en inzicht in de wil van God in de concrete situatie. Eenzelfde situatie wordt beschreven in 1 Joh. 5:16.
Zo’n gebed zal nooit tevergeefs zijn. Hier schrijft Jakobus dat het gebed van het geloof tot genezing leidt. Dat geeft ons moed om werkelijk in het geloof te bidden, d.w.z. Gods concrete belofte ook aan te nemen en in het gebed uit te spreken. Zoals God hier concreet belooft dat het gebed van het geloof de zieke zal genezen, kan het ook vandaag nog gebeuren: God, Die absoluut soeverein is en boven alles verheven is, hoort en beoordeelt zo’n gebed van het geloof en zal het onder de bovengenoemde omstandigheden nooit onbeantwoord laten.
De zalving met olie
Eerst sprak Jakobus erover dat de ouderlingen moeten bidden. Dat is het belangrijkste. Verder schrijft hij dan dat ze de zieke met olie moeten zalven. Dat was destijds een gebruikelijke, medische behandeling. Ook de discipelen hadden zieken met olie gezalfd (zie Mark. 6:13), en de barmhartige Samaritaan deed olie op de wonden van hem die door rovers was overvallen (zie Luk. 10:34). Achter de zalving met olie zit geen enkele geheimzinnige gedachte en er kwamen daarbij geen wonderlijke krachten vrij. (Het hier voor zalven gebruikte woord beschrijft het normale “alledaagse zalven” (zoals bijvoorbeeld in Johannes 11:2). Voor het “sacrale” zalven (zoals bijvoorbeeld in Lukas 4:18 of Handelingen 10:38), gebruikt de Schrift een ander woord.) De genezing zou ook niet een gevolg van de zalving zijn, maar van het gebed van het geloof.
De ouderlingen moesten de zieke in de naam van de Heere zalven. Ze moesten het doen in overeenstemming met de Heere en Zijn wil. Naast het gebed zouden ze ook daarmee de zieke in verbinding met de Heere brengen. Zo zou alles wat er was gebeurd in Zijn licht openbaar worden, opdat de relatie weer hersteld zou worden. De genade van God zou herstel en genezing kunnen geven.
Het belijden van zonden
Tenslotte gaat Jakobus nog in op het geval dat de ziekte als gevolg van zonde is gekomen. In dit geval is het absoluut van belang dat de zonde bekend wordt. Het belijden van de zonde is altijd de voorwaarde voor het ontvangen van vergeving.
Daarbij moeten we een onderscheid maken tussen de zondevergeving met het oog op de eeuwigheid en een tijdelijke vergeving met het oog op de aarde. Met het oog op de eeuwigheid zijn al onze zonden vergeven. Maar wat onze praktische geloofsrelatie met God betreft, moeten we de door ons begane zonden steeds weer belijden, opdat Hij ze kan vergeven en onze relatie met Hem niet verder onder druk komt te staan. Bovendien moeten we ook alle mensen tegen wie we hebben gezondigd, de zonden belijden.
Mocht God in Zijn opvoedkundig handeleneen ziekte hebben gestuurd, opdat de gevallen gelovige een begane zonde inziet en belijdt, dan staat niets een genezing meer in de weg als de zonde is vergeven (zie hfdst. 5:16). De genezing is dus het uiterlijk herkenningsteken dat de zonde is vergeven.
Nog eenmaal het gebed
Soms is zonde de oorzaak van een ziekte, maar in Zijn opvoedkundig handelen zal God altijd bezig zijn ons zo ver te brengen dat zonde wordt ingezien en beleden. Helemaal los van de oorzaak van een ziekte komt Jakobus tenslotte nog één keer op het gebed terug. Het gebed van Elia geeft ons een nieuwe aansporing tot een ernstig en diepgelovig gebed.
Dat Elia ervoor had gebeden dat het niet zou regenen, lezen we in het Oude testament helemaal niet. Des te indrukwekkender wordt in 1 Koningen 18 ons zijn gebedshouding en zijn wachten op het antwoord van God beschreven. Zevenmaal bad Elia met het aangezicht tussen zijn knieën. Zo lang moest hij wachten tot een eerste teken van de verhoring van zijn gebeden zichtbaar werd, hoewel hij al eerder in het geloof de regen had aangekondigd. God beschaamde zijn vertrouwen niet!
Christian Rosenthal
Belijd elkaar de overtredingen en bid voor elkaar, opdat u gezond wordt. Een krachtig gebed van een rechtvaardige brengt veel tot stand.
Jakobus 5:16