Kinderen aan het avondmaal?

Kinderen – ze hebben een warme plek in het hart van de Heer Jezus. Dat blijkt wel uit Mattheüs 18:1vv, Markus 10:14 en tal van andere gedeelten. Dat heeft ertoe geleid dat in vele kerkelijke kringen de vraag: ‘Kunnen kinderen aan het avondmaal gaan?’ zonder meer positief wordt beantwoord. Het is goed eens kritisch naar dit thema te kijken.

Wat is het avondmaal? [1]Voor meer onderwijs hierover verwijzen we naar de andere artikelen op deze website.

Het is een gedachtenismaaltijd aan de Heer Jezus, aan Zijn leven, lijden en sterven. We verkondigen de dood van de Heer Jezus door het brood te breken. Het is de verkondiging van de dood van Hem Die dood was, maar nu leeft tot in eeuwigheid. En dat doen we tot Hij terugkomt om Zijn Gemeente op te nemen in heerlijkheid: ‘totdat Hij komt’.

Gedeelten als Lukas 22, 1 Kor. 11:23-26 e.a. leren ons dat nadrukkelijk.

Tegelijkertijd drukken we gemeenschap uit: gemeenschap met de Heer, gemeenschap met elkaar. Dit aspect van eenheid en verbondenheid wordt in 1 Korinthe 10:16vv behandeld. En denk ook maar aan de veelzeggende, diepgaande uitdrukking in Efeze 4: ‘de eenheid van de Geest bewaren in de band van de vrede’.

Deze zijde van de waarheid wordt in de Schrift ‘de Tafel van de Heer’ genoemd. Die term brengt tot uitdrukking:

  • dat de Heer er voedsel ontvangt: onze offers van lof, dank en aanbidding;
  • dat Hij het er voor het zeggen heeft en Zijn regels gelden, en niet de onze;
  • dat daarbij, zoals dit gedeelte laat zien, ook nadrukkelijk heiligheid en orde horen, zoals het past bij ons gedrag in Gods Huis (zie 1 Tim. 3:16).

Hieruit volgt al duidelijk dat iemand die deelneemt aan de broodbreking, zélf bijv. moet begrijpen (en ‘beoordelen’ gaat zelfs nog verder dan dat!):

  • wat de dood en opstanding van de Heer Jezus voor hem betekenen;
  • wat de betekenis is van het lichaam en het bloed van Christus dat voor ons gegeven werd;
  • maar ook de betekenis van het ene Lichaam van Christus dat wij samen vormen, het ene brood;
  • wat gemeenschap is;
  • wat heiligheid, orde en ons gedrag in Gods huis betekenen;
  • wat lof, dank en aanbidding is.

Tegen die achtergrond zegt 1 Korinthe 10:15 nadrukkelijk dat de apostel dit onderwijs door Gods Geest richt tot ‘verstandigen’, tot mensen die geen kind meer zijn, maar kunnen beoordelen wat hij zegt. Enerzijds is duidelijk dat niemand van ons de volle hoogte van deze dingen heeft begrepen toen hij zijn plaats innam aan de Tafel van de Heer en begon de dood van de Heer Jezus te verkondigen, anderzijds is ook duidelijk: als je in dit opzicht nog niet ‘verstandig’ bent en nog niet zelfstandig kunt beoordelen wat de Schrift over deze dingen zegt, dan voldoe je nog niet aan de criteria voor deelname aan de broodbreking. Het gaat hier niet om kennis van de leer; die is in de Schrift geen voorwaarde. Je hoeft niet eerst jaren te zijn onderwezen in bijv. de waarheid over de Gemeente voordat je kunt gaan broodbreken; maar je moet wél de capaciteit hebben ‘verstandig’ en dus zelfstandig na te denken, te oordelen en beslissingen te nemen.

Doop en avondmaal zijn twee uiterlijke tekenen (hoewel beslist geen sacramenten, d.w.z. heiligende middelen). De doop is een handeling tussen degene die gedoopt wil worden, degene die hem doopt en de drieënige God Die wordt aangeroepen.

Het avondmaal gaat in een bepaald opzicht verder; het betreft naast de Heer en degene die deelneemt ook de verantwoording van de hele gemeente naar de Heer toe en naar degene toe die de wens heeft deel te nemen. Maar ook andersom: van degene die deelneemt naar de gemeente toe.

Het avondmaal is principieel iets anders dan een christelijke liefdesmaaltijd waaraan iedereen kan deelnemen; het is ook geen restaurant waar je vrijblijvend kunt komen en gaan wanneer je wilt. Het is een zeer ernstige aangelegenheid, die door de aanvrager zowel als de gemeente biddend moet worden overwogen. En als de Heer geen duidelijkheid geeft, geldt: rustig wachten! Je kunt van geen van beide kanten vrijmoedigheid afdwingen.

Wat zijn kinderen?

Kinderen nemen zoals gezegd een warme plaats in Gods hart in. En wij kunnen veel van kinderlijke eenvoudigheid leren en worden als de kinderen zoals de Heer Jezus het zegt. Maar dat is geen argument om kinderen maar zo jong mogelijk te dopen en kinderen zo vlug mogelijk te laten deelnemen aan het avondmaal.

Beide keuzes zijn een fundamentele keuze van de persoon zelf, en naar mijn stellige overtuiging kan een jong kind de betekenis van de doop niet begrijpen, maar van het avondmaal nog veel minder. Dat sluit aan bij wat de apostel Paulus zegt: ‘Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, overlegde ik als een kind; nu ik een man geworden ben, heb ik afgedaan met wat van het kind was…’ (1 Kor. 13:11).

Aan  het avondmaal zijn meer leerstellige consequenties verbonden dan aan de doop. Vandaar dat logischerwijs bij het avondmaal meer inzicht en onderscheidingsvermogen kunnen worden verwacht dan bij de doop. Vandaar: ‘Ik spreek als tot verstandigen, beoordeelt u wat ik zeg’.

Welnu, het typische kenmerk van een gelovig kind is dat het heel afhankelijk is, vol vertrouwen, vol liefde voor de ouders en de Heer; maar dat het nog niet abstracte waarheden als ‘het Lichaam van Christus’, de ‘uitdrukking van de eenheid van Christus’ Lichaam’, enz. kan vatten, en ook niet zelf allerlei situaties kan beoordelen en zelfstandig allerlei beslissingen kan nemen, maar zijn ouders en/of vriendenkring gemakkelijk zal volgen. Doen zij het of vinden zij het fijn? Wel, dan doet het kind het ook. Graag zelfs. Dat begint pas in de loop van de puberteit drastisch te veranderen, en verschilt van persoon tot persoon, zodat we geen ‘minimum-kleeftijd’ kunnen vaststellen.

We kennen de volgende criteria voor toelating uit Gods Woord:

  • de persoon moet een wedergeboren kind van God zijn;
  • hij moet niet in zonde leven (vgl. 1 Kor. 5);
  • hij moet geen valse leer omtrent Christus hebben (2 Joh.; Gal. 5);
  • en hij moet rein zijn in zijn verbindingen (2 Tim. 2:19 vv.).

Dit laat zien dat het bij toelating moet gaan om broeders en zusters die deze aspecten beseffen en uit eigen overtuiging naar de Schrift willen wandelen. Dat kun je van een kind nog niet verwachten; op z’n vroegst een rijpende puber zal hiermee uit de voeten kunnen.

Vandaar dat het ook heel glad ijs is als ouders hun kinderen op jonge leeftijd aanmoedigen tot de doop en vervolgens tot het avondmaal. Een kind zal zich daar niet tegen verzetten, staat ervoor open, zegt: ‘Ja, ik wil dat graag doen, want ik houd van de Heer Jezus’… En dat geloven wij ook van elk kind dat zich bekeerd heeft, en we zijn er ontzettend dankbaar voor. Maar een kind kan nog totaal niet overzien wat zijn deelname aan de broodbreking eigenlijk concreet aan verantwoording met zich meebrengt. Zolang een kind door zijn ouders of anderen wordt aangespoord en bemoedigd, blijkt daaruit alleen al dat het nog een kind is; en dus nog niet rijp en ‘verstandig’ om zelfstandig een keus te maken voor de aanvraag in verband met de broodbreking.

Zoals gezegd: het is onmogelijk een standaard minimum-leeftijd voor deelname vast te stellen. Tieners gaan langzamerhand over van de toestand van ‘kind-zijn’ naar een toestand van zelfstandig en volwassen nadenken en beoordelen. Soms gaat die ontwikkeling heel snel gedurende de puberteit.

In elk afzonderlijk geval zullen de broeders daarom in biddend opzien tot de Heer moeten beoordelen of een jongere geen kind meer is, maar een verstandige die zelf nadenkt, zelf beoordeelt, zelf keuzes maakt, zelf zijn verantwoording kan nemen. Als dat nog niet het geval is, is het wijs en Schriftuurlijk om te wachten. Dat is geen veroordeling van die jongere of dat kind, of van zijn liefde voor de Heer Jezus. Ik ken diverse jongens en meisjes van 7, 8 of 9 die graag de Heer Jezus volgen omdat ze Hem liefhebben. Maar dat is in het licht van de Schrift niet het enige wat meetelt bij toelating tot het avondmaal, en al helemaal niet een doorslaggevend argument.

‘Ik spreek als tot verstandigen, beoordeelt u wat ik zeg’ – laten we niet van kinderen eisen wat ze nog niet kunnen, en hun de tijd geven te rijpen en te groeien tot ze kunnen beantwoorden aan deze hartevraag die hun eigen Heer hen stelt, en niet wij: ‘Doe dit tot Mijn gedachtenis’.

E.H.W. Luimes

Voetnoten

Voetnoten
1 Voor meer onderwijs hierover verwijzen we naar de andere artikelen op deze website.