Leren van Jakob
Kom bijeen en luister, zonen van Jakob, luister naar Israël, jullie vader. … En dit was wat hun vader tot hen sprak toen hij hen zegende. Hij zegende hen, elk met een eigen zegen. Genesis 49:2,28
Jakob had veel lessen geleerd van God, de Almachtige, de Herder, de Engel Die hem verlost had van al het kwaad (Gen. 48:16). De aartsvader had zijn wijsheid getoond toen hij voor de farao stond en ook toen hij Jozefs twee zonen zegende. Nu was de dag gekomen dat Jakob zijn verkregen wijsheid kon gebruiken om zijn eigen zonen te zegenen. Hij gaf hun Gods gedachten door, zoals ze van toepassing waren op elk van hen. Hoewel wat Jakob zei niet altijd een zegen leek te zijn, zoals in Rubens geval, was het doorgeven en toepassen van Gods gedachten aan elk van hen toch een zegen.
Het is ook voor ons nog een zegen om bezig te zijn met deze wijsheid en te proberen te leren van wat Jakob had geleerd. Hij was onderwezen aan de voeten van zijn Herder, Die onze Goede Herder, Grote Herder en Opperherder is. Toen Jakob verwees naar de Engel Die hem verlost had van al het kwaad, noemde hij nog twee andere kostbare namen en eigenschappen van zijn God. Jakob vertelde zijn zonen over de bronnen die hij in zijn God had ontdekt: wat een zegen! In zijn door God gegeven wijsheid stemde Jakob zijn woorden af op de behoeften van elk van zijn zonen in overeenstemming met hun toekomstige woongebied in Israël.
In Genesis 49 vinden we Gods algemene plan voor Zijn wegen met Israël. We lezen over falen, correctie, herstel en de vervulling van Zijn plannen: zegeningen die alleen Hij kan geven.
Jakob sprak over Silo: de scepter zou van Juda niet wijken voordat Silo gekomen zou zijn. Toen de Romeinen in het jaar 70 de tempel verwoestten, klommen Joden op de muur en riepen in hun wanhoop tot God dat Silo nog niet gekomen was. Ze beseften niet dat Hij al gekomen was, maar dat Zijn volk Hem had afgewezen. Gods zegen komt wanneer iemand Zijn gedachten aanvaardt, zich bekeert en gelooft.
A.E. Bouter