Opmerkingen over verzoening
Kortgeleden las ik in een Christelijk tijdschrift iets over bovenstaand onderwerp. De schrijver zegt daarin dat de Vader Zich op grond van het werk van Christus nu met de wereld verzoend heeft. Soortgelijke uitdrukkingen ben ik de laatste tijd meer tegengekomen. Op zichzelf is het een verheugend verschijnsel dat er over dit fundamentele onderwerp van de Christelijke leer geschreven wordt.
Over zonde en verzoening wordt in de Christelijke pers niet veel gepubliceerd. En dan stemt het verdrietig dat, als er iets over gezegd wordt, dit op een onschriftuurlijke manier gebeurt, want dat is hier naar mijn inzicht beslist het geval. En de consequenties die men hieruit zou kunnen trekken, zijn gevaarlijk. Immers, als God Zich met de mensen verzoend heeft, hoeft ook niemand meer bevreesd te zijn voor een komend oordeel. Alle mensen zouden dan behouden worden. Deze conclusie wordt echter door tal van uitspraken in de Heilige Schrift weersproken.
Het zal iedereen duidelijk zijn dat verzoening een einde maakt aan een toestand van vijandschap. Als we aan de verhouding denken die er bestaat tussen God en de mensen, is er inderdaad sprake van vijandschap. Bij zo’n toestand tussen mensen kan de oorzaak bij beide partijen of bij één van de twee liggen. Als het gaat om de verhouding tussen God en de mens ligt de vijandschap uitsluitend bij de mens. Tal van uitspraken in de Bijbel bewijzen dat.
Mensen moeten verzoend worden met God en niet omgekeerd. Maar welk middel staat de mens daartoe ter beschikking? Geen enkel. Dat middel moest door God Zelf gegeven worden. En God gaf het ook. In het Oude Testament vinden we dit in de vorm van het bloedig offer. Denken we maar aan de geschiedenis van Kaïn en Abel.
Kaïn was een religieus mens en wilde dit door het brengen van een offer aan God tot uitdrukking brengen. Dit offer werd echter niet aangenomen door God. Daardoor bleef hij onverzoend met God en de toorn van God bleef op hem rusten. Abel bracht een bloedig offer dat wel door God werd aangenomen.
Het verschil van offerkeuze ontstond niet doordat Abel een veehouder en Kaïn een landbouwer was, zoals wel eens beweerd wordt. Hebreeën 11:4 geeft een duidelijke verklaring voor dit verschil. Het geloof van Abel deed hem een beter offer kiezen en zo werd hij gerechtvaardigd. Hij zal begrepen hebben waarom zijn ouders niet in de zelf gekozen kleding van vijgenbladeren voor God konden bestaan. Zij moesten bekleed worden met dierenvellen die God hun gaf. Daartoe moest een dier sterven. Zo wees God Zelf het offer aan als verzoeningsmiddel voor de gevallen mens. En deze gedachte vinden we de hele Bijbel door.
Hierin ligt het kardinale verschil tussen Kaïn en Abel. Kaïn handelde naar eigen inzichten en gedachten en kon daarin de weg van de verzoening niet vinden. Abel daarentegen handelde in de gehoorzaamheid van het geloof en kwam daardoor op de bodem van de verzoening te staan. Hij ontving het getuigenis dat hij rechtvaardig was, omdat God getuigenis gaf over zijn gaven. Zo vinden we dus bij Abel twee samenwerkende dingen die hem rechtvaardigden, de waarde van het door God aangewezen offer en het geloof waarin Abel dit offer bracht. En hierdoor spreekt hij ook nu nog tot ons.
Deze dienst van de verzoening onder het oude verbond heeft zijn einde en vervulling gevonden in het volmaakte offer van Jezus Christus. Dit wordt ons uitvoerig en duidelijk verklaard in de Brief aan de Hebreeën. Men kan niet zeggen dat God Zich nu door dit offer met de wereld verzoend heeft. Het is juist het omgekeerde: de gelovige is nu met God verzoend door het offer van Jezus Christus, eens en voor altijd.
2 Korinthe 5:19 wordt nogal eens aangevoerd als een bewijs dat God Zich met de wereld verzoend heeft. Daarbij maakt men dan twee fouten. In de eerste plaats gaat het niet om de verzoening van God met de wereld, maar juist om de verzoening van de wereld met God. In de tweede plaats leest men ‘verzoend heeft’ in plaats van ‘verzoenende was’, wat heel iets anders betekent, namelijk dat God de wereld de hand van verzoening toestak.
Wat het verzoeningswerk betreft staat duidelijk in 2 Korinthe 5:18 dat alles uit God is. Van de zijde van de mensen is er enkel vijandschap. Van Gods zijde is er enkel liefde, die Hij daarin bevestigt dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren (Rom. 5:8), en verder dat wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon. Het is duidelijk dat de apostel Paulus hier met ‘ons’ en ‘wij’ gelovigen bedoelt. Wie zich niet bekeert en niet gelooft in de Zoon van God, blijft onverzoend en kan dus niets anders verwachten dan het oordeel.
Als de apostel Paulus in 2 Korinthe 5:18 zegt dat God ons met Zichzelf verzoend heeft, ziet dit ook alleen op hen die tot geloof gekomen zijn. Van de anderen zegt hij in vers 20 dat zij zich met God moeten laten verzoenen. Dat kan niet gezegd worden tot hen die al met God verzoend zijn. Er bestaat dus beslist niet zoiets als een algemene verzoening.
Wel is het duidelijk dat alles van Gods kant moest komen. Hij bewees Zijn liefde tot de wereld door het zenden van Zijn eniggeboren Zoon, zoals Johannes 3:16 ons zegt. In 2 Korinthe 5:21 staat dat Hij Hem voor ons tot zonde gemaakt heeft. Allen die in Hem geloven, mogen weten dat Christus onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout (1 Petr. 2:24). En het is nodig te bedenken dat Petrus dit zegt tot medegelovigen. Men mag dit niet toepassen op alle mensen.
In Hebreeën 9:28 staat ook niet dat Christus eenmaal geofferd werd om de zonden van alle mensen te dragen, maar die van velen. In Jesaja 53 wordt ook niet over ‘allen’ gesproken, maar over ‘velen’, terwijl in het laatste vers gezegd wordt dat Hij ‘de zonden van velen gedragen heeft’. Als Hij de zonden van alle mensen gedragen had en daarvoor de straf had ondergaan, zou niemand nog voor die zonden geoordeeld kunnen worden. Een rechtvaardig God oordeelt niet twee maal voor dezelfde zonden.
Sommigen zijn er dan ook toe gekomen om te zeggen dat de mens niet verloren gaat vanwege zijn zonden, maar door zijn ongeloof. Openbaring 20 toont ons echter duidelijk dat voor de grote witte troon boeken geopend worden en de doden geoordeeld worden, in overeenstemming met wat daarin geschreven staat naar hun werken. Er kan dus geen sprake van zijn dat Christus de zonden van de wereld gedragen heeft.
Wel zegt Jesaja 53 dat Christus voor de overtreders gebeden heeft. Dat heeft Hij dus gedaan voor alle mensen. Zelfs nog aan het kruis bad Hij voor hen tot de Vader om vergeving. En God is daartoe bereid. Hij steekt de zondaars de hand tot verzoening toe, smeekt hen door de gezanten van Christus zich met Hem te laten verzoenen.
Die verzoening vindt pas plaats na belijdenis, bekering en geloof in het door God gegeven offer van Zijn geliefde Zoon. De apostel Paulus zegt dat God in Zijn gezanten het woord van de verzoening gelegd heeft (2 Kor. 5:19). Wij mogen dit verder uitdragen. Een heerlijk voorrecht! Maar het komt er dan wel op aan deze boodschap op de juiste wijze door te geven.
H. Wilts