Twee of drie getuigen
‘Als in uw midden … een man of vrouw gevonden wordt die doet wat slecht is in de ogen van de Heere, uw God … en dat wordt u verteld en u hoort dat, dan moet u het goed onderzoeken. En zie, is het de waarheid …, dan moet u die man of die vrouw die deze wandaad verricht heeft, naar buiten brengen’ (Deut. 17:2,4-5).
‘In de mond van twee of drie getuigen zal elke zaak vaststaan’ (2 Kor. 13:1).
De absolute noodzaak om in iedere situatie een betrouwbaar getuigenis te hebben voordat we ons er een oordeel over vormen, is van immens belang. We komen dit steeds weer tegen in de Schrift. Het is zelfs de onveranderlijke regel in Gods regeringswegen en daarom vereist het onze dringende aandacht. We kunnen er zeker van zijn dat het een veilige en heilzame regel is, en dat het negeren ervan ons altijd op een dwaalspoor brengt. We mogen nooit toelaten dat we ons een oordeel vormen, laat staan dat we dat uiten en ernaar handelen, zonder het getuigenis van twee of drie getuigen.
We moeten ons houden aan de goddelijke regel: ‘In de mond van twee of drie getuigen zal elke zaak vaststaan’. Werd hier in de Gemeente van God maar meer aan vastgehouden! De waarde ervan in alle situaties van tucht, en in alle situaties die het karakter van iemand beïnvloeden, is eenvoudigweg niet te meten. Voordat een vergadering ooit in een bepaalde situatie tot een conclusie komt of handelt naar een oordeel, zou ze moeten vragen om voldoende bewijs.
En laten we niet vergeten dat dit geweldige praktische principe wat de toepassing betreft niet beperkt moet worden tot tuchtsituaties of problemen die te maken hebben met een vergadering van gelovigen; het kan algemeen toegepast worden.
Telkens wanneer iemand een ander achter zijn rug om beschuldigt, moeten we erop staan dat deze persoon zijn bewering óf bewijst óf terugneemt. Waar dit voornemen in praktijk wordt gebracht, worden we verlost van heel wat kwaadsprekerij, die niet alleen volkomen nutteloos is, maar nadrukkelijk slecht, en daarom niet geduld mag worden.
C.H. Mackintosh