‘Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt…’
Er moet nog een tekst bekeken worden, die spreekt van het kostbaar bloed van Jezus Christus. Deze tekst wordt niet algemeen goed begrepen onder Christenen, wat heeft geleid tot een totaal verkeerde leer over het Avondmaal. Het zijn de woorden van de Heer over het eten van Zijn vlees en het drinken van Zijn bloed in Johannes 6:53-58.
De spijziging van de vijfduizend, die in Johannes 6 beschreven wordt, is afgezien van de intocht van de Heer Jezus in Jeruzalem en Zijn lijdensgeschiedenis, de enige gebeurtenis in Zijn leven op aarde, die door alle vier de evangelisten genoemd wordt. Maar Johannes bericht bovendien nog over het gesprek dat de Heer daarna met de Joden heeft, die Hem alleen volgden omdat ze van de broden gegeten hadden (Johannes 6:26). Daarop inhakend roept Hij ze op voor het voedsel te werken dat tot in het eeuwige leven blijft; dat voedsel kan alleen Hij, de Zoon des mensen, geven.
Maar de ongelovige Joden, die toch net het teken van de spijziging van meer dan vijfduizend mensen hebben kunnen zien, willen nu nóg een teken en beroepen zich daarbij op het manna in de woestijn, ‘het brood uit de hemel’. Dit is de aanleiding voor de Heer Jezus om hun uit te leggen dat allen die het manna gegeten hebben, gestorven zijn. Maar Hij is het ware Brood uit de hemel, dat Zijn Vader geeft. Wie tot Hem komt, de Mens geworden Zoon van God, en in Hem gelooft, zal nooit meer honger lijden en dorst hebben, maar in eeuwigheid leven. Want Hij is het ‘Brood van het leven’ (vers 35 en 48). Hij is als het Brood uit de hemel afgedaald, ‘opdat men daarvan eet en niet sterft’ (vers 50).
Zonder enige twijfel hebben we hier met beeldspraak te maken. In tegenstelling tot het manna uit het Oude Testament is de Heer Jezus ‘het levende Brood, dat uit de hemel neergedaald is’ (Johannes 6:51). En dus is het ‘eten’ (en het later genoemde ‘drinken’) overduidelijk eveneens een figuurlijke omschrijving van het geloof in Hem.
Want in het natuurlijke leven nemen we in ons op wat we eten en drinken, en uiteindelijk wordt het een deel van onszelf. Dit kan gemakkelijk worden overgedragen op het geloof en het geestelijk leven, zoals de Heer hier doet.
Eenmalig eten en drinken
Om ‘het Brood van het leven’ te kunnen eten, is het echter niet voldoende om in de Zoon van God te geloven, Die als Mens op aarde leefde. Nee, het geloof in Zijn dood tot verzoening is vereist. In Zijn liefde is Hij Mens geworden, om te sterven en Zich voor de hele wereld te geven. Daarom voegt Hij eraan toe: ‘Het brood nu dat Ik geven zal, is Mijn vlees, dat Ik geven zal voor het leven van de wereld’ (Johannes 6:51).
Hoewel de Joden al aanstoot namen aan deze manier van spreken, gaat de Heer nog een stap verder, om het gezegde te verduidelijken: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Tenzij u het vlees van de Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt, hebt u geen leven in uzelf’ (Johannes 6:53). Als het ‘Brood uit de hemel’ was Hij als Mens op de aarde gekomen. Maar Zijn ‘vlees’ als levend Mens kon niemand het eeuwige leven geven. Het moest in de dood gegeven worden!
Om nu heel duidelijk te maken dat alleen het geloof in Hem als de voor zondaren Gestorvene, het eeuwige leven ‘oplevert’, voegt de Heer aan Zijn ‘vlees’ nog Zijn ‘bloed’ toe. Beiden spreken over Hem als Degene Die voor verloren mensen gestorven is.
Voor ons heeft Hij in het vlees geleden en eens en voor altijd Zijn lichaam opgeofferd. (Hebreeën10:10; 1 Petrus 4:1). Zijn kostbaar bloed werd vergoten tot vergeving van de zonden (Mattheüs 26:28). Met Zijn dood heeft Hij de dood tenietgedaan en het leven en de onvergankelijkheid aan het licht gebracht (2 Timotheüs 1:10).
Ja, de Zoon des mensen moest aan het kruis verhoogd worden, zoals de slang in de woestijn door Mozes verhoogd werd, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft (Johannes 3:14-16). Zo geeft Zijn dood ons het eeuwige leven. God zij eeuwig dank daarvoor!
Zijn vlees eten en Zijn bloed drinken wil dus zeggen: in Zijn werk en Zijn dood aan het kruis geloven, zich het geloof eigen maken dat Hij voor ons en onze zonden gestorven is. Dit gebeurt eenmaal.
De aoristus, de Griekse vorm van het werkwoord ‘eten’ in de verzen 50, 51 en 53 en het werkwoord ‘drinken’ in vers 53 betekent een stipte, eenmalige handeling. Door het geloof in Hem Die aan het kruis gestorven is voor ons, hebben wij het eeuwige leven ontvangen. Dit leven, dat in de Persoon Christus, de Zoon van God, zijn eeuwige zetel heeft, is nu ons leven geworden, en wij hebben het dus in onszelf. Maar hoe ernstig is het feit dat ieder die niet gelooft, het leven niet heeft (Johannes 6: 53; vergelijk 1 Johannes 5:11,12 en 20)!
A. Remmers
Dit artikel komt uit het boekje ‘Het kostbare bloed van Jezus Christus‘ en is verkrijgbaar bij de Stichting Uit het Woord der Waarheid.