Voorzichtig, brandgevaar

In het derde hoofdstuk van de Jakobusbrief wordt over de tong gesproken die grote schade kan aanrichten. Met de tong kan echter ook zegen worden verspreid. Daarvoor is wijsheid van boven nodig die Jakobus in dit hoofdstuk eveneens beschrijft.

Al in hoofdstuk 1 spreekt Jakobus van het spreken en van de tong. De mens moet “traag zijn om te spreken” (vers. 19), en wie zijn tong niet in toom houdt, diens godsdienst is zinloos (vers 26). Wie luistert, wil wat te weten komen, wil wat leren, wil van de kennis en de ervaringen van de ander profiteren. Wie echter meent altijd en over elk onderwerp wat te moeten zeggen, d.w.z. zijn tong niet in toom kan houden, die bedriegt zijn hart. Hij denkt God te dienen, maar dient in feite zichzelf. Jakobus laat dus zien dat de manier waarop wij onze tong gebruiken de innerlijke houding weergeeft.

De volmaakte man
Deze gedachtegang wordt in hoofdstuk 3 weer opgepakt , als het om “leraars” gaat. (Daarmee wordt niet bedoeld de gave van leraar gering te schatten, want de verheerlijkte Heere heeft het lichaam gaven gegeven die tot groei van de gelovigen moeten werken (verg. Ef. 4:11).)

Jakobus waarschuwt hier voor de (Joodse) neiging (voortdurend) als leraar op te treden en zo over anderen te beslissen. Wie anderen de les leest, moet zich realiseren dat hij zelf wordt beoordeeld naar zijn maatstaf die hij anderen oplegt. Daarom is voorzichtigheid geboden, want wij komen allen vaak snel ten val. Wie echter niet in “woorden struikelt, is een volmaakt man” (hfdst. 3:2). Hij kan zijn hele lichaam in bedwang houden. De woorden van de Heere Jezus waren altijd gepast. In Johannes 8:26 horen we Hem zeggen: …”en wat Ik van Hem gehoord heb, spreek Ik tot de wereld”, en in vers 28: …”maar dat Ik die dingen spreek zoals Mijn Vader Mij heeft onderwezen.” Er was bij Hem ook geen verschil tussen woorden en daden. Ze stemden volledig overeen. Dat is bij ons vaak niet zo. Wij hebben de neiging anderen te zeggen wat ze moeten doen, terwijl we er zelf in te kort schieten.

Klein lid – grote gevolgen
Vanaf vers 3 worden er twee voorbeelden gegeven van kleine dingen die grote gevolgen hebben:

  • Door het bit in de mond van een paard, gehoorzaamt het ons.
  • Het roer van een schip stuurt een groot schip.

Ook de tong is een klein lid aan het menselijk lichaam en ze heeft grote gevolgen: Ze kan grote schade aanrichten. Laten we ons door Gods Woord waarschuwen. Een onbedachtzaam woord kan een groot veld in brand steken.

“Er zijn er die als met dolksteken praten, ondoordacht, maar de tong van de wijzen betekent genezing” (Spr. 12:18).

Wat in vers 6 over de tong wordt gezegd, is uitermate ernstig, ook al gaat het uiteindelijk om de tong van de natuurlijke, niet van de wedergeboren mens. Toch, wie niet oplet en Gods licht niet over zijn leven laat schijnen, zal met zijn tong de wereld van de ongerechtigheid aanwakkeren. Er worden drie concrete gevaren genoemd:

  • De tong verontreinigt het hele lichaam. “Maar de dingen die uit de mond komen, komen voort uit het hart, en die verontreinigen de mens” (Mat. 15,18). Dat slaat op mij persoonlijk.
  • Ze “zet onze levensloop in vlam”. Daarbij gaat het om de gevolgen voor andere mensen, voor onze omgeving. Met mijn woorden kan ik mijn omgeving negatief beïnvloeden.
  • Ze “wordt door de hel in vlam gezet”. We kunnen onze tong ook satan als instrument ter beschikking stellen. Eens moest de Heere Jezus tegen Petrus zeggen: “Ga weg achter mij, satan!” (Mat. 16:23).

Het is een hele opgave om de tong in toom te houden. Het is de mensen gelukt wilde dieren, vogels en zeedieren te temmen, maar geen mens kan de tong in toom houden. Ze zit vol dodelijk gif. Laten we deze laatste zin nauwkeurig bekijken: ze is niet alleen vol gif, maar vol van dodelijk gif. Met de tong kan je iets volledig vernietigen.

“Dood en leven zijn in de macht van de tong” (Spr. 18:21).

Waar wordt mijn tong door aangedreven?
Je kan met de tong God prijzen en de mens vervloeken. Zegen en vloek kunnen uit één mond komen. In de natuur bestaat zoiets niet: Uit één en dezelfde bron kan noch tegelijkertijd zoet en bitter water komen, noch brengt een vijgenboom olijven voort of een wijnstok vijgen. Ook uit het zoute komt geen zoet voort.

Bij een ieder die wedergeboren is, dient uit de mond goeds voort te komen – en niet goed en kwaad. Daarom zegt vers 10: “Dit behoort niet zo te zijn, mijn broeders.” De gelovige bezit echter niet alleen de nieuwe natuur. Het “zondige vlees” is er nog steeds. Maar ze is veroordeeld (verg. Rom. 8:3) en wij worden opgeroepen “in een nieuw leven te wandelen” (Rom. 6:4). Dit slaat ook op het gebruik van onze tong.

Onze woorden dienen nu uit het gereinigde hart te komen. Dan zijn het goede woorden: “De goede mens brengt het goede voort uit de goede schat van zijn hart, en de slechte mens brengt het slechte voort, want uit de overvloed van het hart spreekt zijn mond” (Luk. 6:45).

Dit verband tussen hart en mond kende David al. In Psalm 19:15 zegt hij: “Laat de woorden van mijn mond  en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor uw aangezicht Heere, mijn rots en mijn Verlosser!”  Dit verzoek zou ook ons verzoek moeten zijn.

Wijsheid
Vanaf vers 13 gaat het om wijsheid. Ze komt tot uitdrukking in ons spreken. Hier worden twee soorten wijsheid onderscheiden: de ene komt niet van boven (vers 14-16), de andere is de wijsheid van boven (vers 17).

De wijsheid van onder blijkt uit afgunst en twistzucht.  Ze is:

  • Aards – door datgene beïnvloed wat op aarde zichtbaar is, niet door de hemelse dingen.
  • Natuurlijk – gestuurd door de menselijke gevoelens, niet door Gods Geest.
  • Duivels – ze wordt door satan gevormd die een leugenaar en mensenmoordenaar is.

De gevolgen zijn wanorde en allerlei kwade praktijken. Een ernstige waarschuwing voor ons!

Maar daarna wordt de wijsheid van boven door zeven kenmerken aangetoond die we ook in het leven van de Heere Jezus terugvinden:

  1. Rein: de wijsheid van boven blijkt uit reinheid, d.w.z. zonder zonde. Het is kenmerkend dat de opsomming met ”ten eerste” begint. De reinheid hier is de basis van de daaropvolgende kenmerken.
  2. Vreedzaam: dit is het tegendeel van twistzucht. Wijsheid van boven leidt tot vrede.
  3. Welwillend: dat staat tegenover menselijke toorn. Spreuken 25:15 zegt: …”en een zachte tong kan beenderen breken.”
  4. Voor rede vatbaar: de wijsheid van boven leidt tot gehoorzaamheid.
    Niet de eigen wil regeert, maar men stelt zich onder Gods wil en doet die.
  5. Vol barmhartigheid en goede vruchten: Geen hardheid, maar barmhartigheid, meevoelen en hulpvaardigheid worden door deze wijsheid teweeggebracht.
  6. Onpartijdig: Al snel wordt uit sympathie partij voor iemand gekozen. Dat is dan “natuurlijk”, door menselijke gevoelens geleid. In plaats daarvan wil de wijsheid van boven tot een rechtvaardige houding leiden.
  7. Ongeveinsd: alles dient waarachtig te zijn, niet gesimuleerd.

Als deze geestelijke eigenschappen in ons hart zijn en ons stempelen, dan zal dat tot een goed, God welgevallig gebruik van de tong leiden.

Het zal er ook toe leiden dat we vrede stichten. Dan kunnen we kanalen van zegen zijn. Laten we op ons hart letten, opdat de mond tot eer van God wordt ingezet!

                                                                                                            Hartmut Frisch