Wandelen in de kracht van de Geest
“En ik zeg: Wandelt door de Geest en gij zult de begeerte van het vlees geenszins volbrengen. Want het vlees begeert tegen de Geest, en de Geest tegen het vlees, en deze staan tegenover elkaar; opdat gij niet doet wat gij wilt” (Galaten 5:16-17).
De Heilige Geest is een Goddelijk Persoon. Hij houdt Zich bezig met verloren zondaars door hen tot bekering te brengen en door een nieuw leven in hen te planten. Hij komt wonen in iemand die opnieuw geboren is en geeft hem bevrijding van de macht van de zonde. Al onze zegeningen en voorrechten staan inderdaad met Hem in verbinding en onze gehele positie wordt gekenmerkt door Zijn inwoning in ons. Het is daarom onmogelijk dat God de Heilige Geest in ons woont en toch geen invloed op ons dagelijks leven uitoefent!
De vrijheid van de gelovige wordt echter bedreigd door het vlees, want hoewel de gelovige in de vrijheid is gesteld en niet langer ”in het vlees” is, is het vlees nog wel degelijk in hem. En dit vlees heeft haar begeerten: het is boos, zondig, en vijandig tegenover God. Galaten 5:19-21 geeft een vreselijke opsomming van deze begeerten. Als ik aan deze begeerten voldoe, dan ben ik niet langer vrij, maar opnieuw een slaaf van de zonde geworden!
Het vlees is in mij, en probeert mij zover te krijgen dat ik haar begeerten vervul. Moet ik tegen het vlees strijden? Nee! Romeinen 7 leert ons dat we dan zeker het onderspit zullen delven. Want ik heb geen kracht om het vlees te overwinnen, ook niet als ik de wet tot mijn leefregel stel. De apostel geeft het antwoord: “Wandelt door [of ‘in’, JND-Vertaling] de Geest en gij zult de begeerte van het vlees geenzins volbrengen”. Als ik geen kracht heb om het vlees te overwinnen, de Heilige Geest heeft die kracht wel. Als het vlees begeert tegen de Geest – dus ons probeert tegen te houden als wij door (in) en naar de Geest willen handelen – dan staat de Heilige Geest tegenover het vlees en overwint het. En Hij doet dat, opdat wij niet doen wat wij willen, maar opdat wij alleen naar Gods wil handelen. En opdat dan in zéér zwakke mate bij ons gevonden zou worden wat de Heer Jezus van Zichzelf kon zeggen, namelijk: “Ik doe altijd wat Hem welbehaaglijk is” (Joh. 8:29)!
H.L. Heijkoop.