Lied 100
1 Nee, niet lang meer, zaal’ge woorden.
U, Heer Jezus, daalt van boven neer,
voert ons uit deez’ dorre oorden,
en wij zijn bij U, o dierb’re Heer.
Strijd en lijden zijn het deel der vromen,
hier in deze korte pelgrimstijd;
maar dit eindigt, als U weer zult komen,
en dan delen we in uw heerlijkheid.
2 Nee, niet lang meer, o hoe heerlijk
U te kennen, zoals U ons kent!
Buiten U is niets begeerlijk
voor het hart, reeds aan deze aard’ ontwend.
Roem, aanbidding, dank en lofgezangen
worden eeuwig U gebracht, o Heer.
En der heil’gen blijde harpgezangen
klinken altijd tot uw lof en eer.
3 Nee, niet lang meer, leer ons waken,
’t morgenrood vertoont zich reeds van ver;
weldra zal de tijd genaken,
dat U, Heer, verschijnt als morgenster.
Leer volhardend ons uw komst verbeiden;
tot U nader voert ons elke dag.
Houd ons van de wereld steeds gescheiden,
opdat niets ons uitzicht hind’ren mag.