Lied 105
1 O Heer, uw liefde en macht
zijn nimmer te doorgronden;
leer ons bij dag en nacht
uw deugden te verkonden.
Gij stondt uw liev’ling af,
uw eengeboren Zoon.
Hij daalde in dood en graf,
ontving der zonde loon.
2 Uw liefde en uw gena
zijn nimmer af te meten;
Gij slaat ons altijd ga,
Gij kunt ons nooit vergeten.
Gij zijt nu onze God,
en wij uw kind’ren, Heer.
O, onuitspreek’lijk lot,
niets scheidt van U ons meer.
3 Heb dank, ja, eeuwig dank,
Gij, bron van ’t eeuwig leven!
Ons vrolijk lofgeklank
zal roem en eer U geven.
Want Gij zijt waardig, Heer,
te ontvangen heerlijkheid,
aanbidding, lof en eer,
tot in alle eeuwigheid.