Lied 112
1 ’t Hoofd omhoog, de Heer zal komen.
Hij komt met bazuingeschal;
zijn bevel wordt dra vernomen;
ja, Hij komt, die komen zal.
Geest en bruid, zij roepen samen:
kom, o bruidegom en hoofd,
schenk vervulling op het amen;
doe zoals U hebt beloofd!
2 Als een kind werd U geboren
op de dag, door God bepaald.
Satan heeft zijn macht verloren,
maar de prijs hebt U betaald.
In een weg van smart en lijden
bracht U ons verlossing aan;
slechts verneed’ring, smaad en strijden
vond U op uw levensbaan.
3 Maar U komt, U haalt in luister
uwe bruid van de aarde af;
U werpt Satan in de kluister,
en aanvaardt de heersersstaf.
Heerlijk delen we in uw ere,
in uw grootheid, nooit aanschouwd.
Schitt’rend straalt Uw glorie, Here
zoals nimmer is ontvouwd.
4 Blijde hoop, met U te leven
in uw heerlijkheid, o Heer.
Eeuwig uwe troon te omgeven,
daar te zijn uw kroon en eer.
Daar, in uwe troon gezeten,
aan des vijands macht ontrukt,
is het leed der aard’ vergeten,
dat ons, pelgrims, hier vaak drukt.