Lied 12
1 Vriend der vromen,
spoedig komen
wij aan ’t eind van onze strijd.
Gij komt weder,
Gij daalt neder.
Als een bruigom, trouw en teder,
leidt Gij ons ter heerlijkheid.
2 Wat verblijden
geeft in ’t lijden
ons dit uitzicht, heerlijk schoon:
eens daarboven
U te loven. –
Wie zal ons het voorrecht roven,
dat we eens juichen voor uw troon!
3 Niets heeft waarde
hier op aarde
buiten U, die ’t hart bekoort.
Maar te leven
in de dreven,
waar geen leed ons meer doet beven,
dat belooft ons, Heer, uw woord.
4 Aan dit leven
dra ontheven
zult Ge ons eeuw’ge vreugde bien.
En met kronen
zult Ge op tronen
hen, die overwinnen, lonen,
als zij, Heer, uw aanschijn zien.