Lied 124
1 O hoop der ziel, o morgenster,
verschijn aan ’s hemels trans,
breek door, verjaag de duist’re nacht
door uwe held’re glans.
2 Kom, roep de ontslaap’nen uit hun graf
met blij bazuingeluid,
en voer ons ’s Vaders woning in,
als uw gekochte bruid.
3 Geen rustplaats zoeken wij op aard’,
geen pracht of heerlijkheid;
ons oog ziet op de koningskroon,
voor ons bij U bereid.
4 Maar dierb’re Heer, hoe heerlijk schoon
die kroon ook wezen moog’,
wat is zij bij die beet’re hoop:
U zelf te zien omhoog?
5 Die hoop is reeds ons deel op aard’;
maar Heer, alleen omhoog
zult U volmaakte liefde en trouw
ontvouwen voor ons oog.
6 Daar, aan uw hart, zal uwe bruid
aanschouwen die gena,
waardoor haar losprijs werd betaald
op ’t angstig Golgotha.