Lied 133
1 Waarom, christ’nen, zou u vrezen?
Is uw stuurman niet de Heer?
Waarom zou u angstig wezen?
Is Hij niet dezelfde meer,
die de zijnen, die de zijnen
voerde aan de overzij van ’t meer?
2 Mogen stormen om ons woeden,
dreigen ’t scheepje stuk te slaan,
’s Heren woord zal ons behoeden,
en brengt golf en wind tot staan;
en met Hem toch, en met Hem toch,
landen wij voorzeker aan.
3 Daar wil ons de Vader wachten
met zijn armen uitgebreid;
daar stilt God zelf alle klachten,
daar is enkel heerlijkheid;
daar – bij Jezus, daar – bij Jezus,
rusten we uit van d’ aardse strijd.