Lied 139
1 Halleluja, welk een hoogte,
welk een diepte van gena:
in uw kruisdood, Heer en Heiland,
slaan we ons eigen oordeel ga.
Tot de Vader ging U weder
na ’t voleinden van de strijd;
en U hebt in zijne woning
voor ons allen plaats bereid.
2 Na nog weinig ogenblikken
zullen we U, verheerlijkt, zien;
zal, met vreugdevol gejubel,
uwe bruid de aard’ ontvlien.
Blijde hoop en diepe vreugde,
weldra blinkt het morgenlicht.
Dan ontmoeten we U, o Here,
en wij zien uw aangezicht.