Lied 146
1 ’t Hoofd omhoog, het hart naar boven,
hier beneden is het niet.
’t Ware leven, ’t ware loven
is slechts waar men Jezus ziet.
Wat men hoor’ of zie op aard’,
is voor ’t harte niets meer waard.
Wil men leven, wil men loven,
’t hoofd omhoog, het hart naar boven!
2 Pracht en schoonheid moog’ wat schijnen,
’t is aan de ijdelheid gelijk;
bij ’t gebruik zal ’t al verdwijnen,
goud en zilver is als slijk.
Niets, Heer Jezus, dan uw bloed
geeft ons vrede in ’t gemoed;
wat w’ ook zoeken in dit leven,
niets kan ons voldoening geven.
3 Zalig heil, dat we eenmaal erven,
Gode leven, zonder pijn,
zonder ziekte, moeite of sterven,
eeuwig zonder zonde zijn;
leven in volmaakte deugd,
vrolijk zijn in ’s hemels vreugd’;
loven wij Hem die dit leven,
uit genade ons zal geven.
4 Jezus, bron van hemelvreugde,
die ons hart daar smaken zal,
wat ons ooit op aard’ verheugde,
U verheugt ons boven al.
Daar wij hier reeds zijn bereid
voor des hemels heerlijkheid,
waar we U eeuwig zullen loven.
Jezus, trek ons hart naar boven.