Lied 180
1 U, o God, volkomen eren
zullen w’ eerst in d’ eeuwigheid.
Wil reeds nu de lof vermeren,
die door ons U wordt bereid.
2 Liefde heeft ons uitverkoren
voor U d’ aard’ had voortgebracht
en van dat wij zijn geboren
hield U in gena de wacht.
3 Maar met glans als nooit tevoren
straalden liefde en gena,
toen Ge uw Zoon, uw Eengeboor’ne,
overgaf op Golgotha.
4 Kon uw liefde meer ons schenken,
kon genade verder gaan?
Zal uw gave niet ons denken
altijd ver te boven gaan?
5 U zij roem en dank en ere,
lof, aanbidding te allen tijd.
Eeuwig prijzen wij U, Here,
voor uw troon in heerlijkheid.