Lied 198
1 Mijn tijden, Heer, zijn in uw hand,
ik wens niet anders meer;
‘k vertrouw aan U mijn leven toe,
aan U alleen, o Heer.
2 Mijn tijden, Heer, zijn in uw hand;
en hoe zij mogen zijn,
U weet wat ’t beste voor mij is,
’t zij nacht of zonnenschijn.
3 Mijn tijden, Heer, zijn in uw hand;
ik vrees niet, want ik weet:
mijns Vaders hand veroorzaakt nooit
zijn kind onnodig leed.
4 Mijn tijden, Heer, zijn in uw hand;
ik rust nu in uw trouw
tot ik dit aards toneel verlaat
en uw gelaat aanschouw.