Lied 211
1 U zult het heelal vervullen,
Heer, met uw kracht en heerlijkheid;
al uw scheppingswerken zullen
eer geven aan uw majesteit.
2 Als uw rijk komt, dan verschijnen
eindelijk vrijheid, recht en vree;
lijden, angst en zorg verdwijnen;
groot is uw macht van zee tot zee.
3 “Heil, Hosanna, onze Here!”
juichen de volken overal;
ook de kleine kind’ren eren
U met hun blijde lofgeschal.
4 En de satan is gebonden
tijdens het heerlijk vrederijk;
iedereen zal luid verkonden:
Wie is er U, o Heer, gelijk?
5 Dan verhoort de hemel de aarde
en deze aard’ geeft antwoord weer;
al wat leeft roemt U naar waarde,
buigt zich aanbiddend voor U neer!