Lied 214
1 Vader, Gij hebt U volkomen
in de Zoon geopenbaard.
Hij die tot ons wilde komen,
heeft uw Vadernaam verklaard.
Toen wij zondeslaven waren,
steeds in angst voor ’t zondeloon,
gaf U – want U wilde ons sparen –
ons uw veelgeliefde Zoon.
2 Die genade wekt ’t verlangen
om in ’t heiligdom te gaan,
waar wij nu met lofgezangen
als verlosten voor U staan.
Vader, van uw liefde zingen
wij met diepe dankbaarheid.
U bewerkte grote dingen,
U zij lof in eeuwigheid.