Lied 222
1 Wie maar de goede God laat zorgen
en op Hem hoopt in ’t bangst gevaar,
is bij Hem veilig en geborgen,
die redt Hij godd’lijk, wonderbaar.
Wie op de hoge God vertrouwt,
heeft zeker op geen zand gebouwd.
2 Zo blijf eerbiedig God verbeiden,
zwijg voor de Heer ootmoedig, stil.
Hij zal u naar zijn raad geleiden;
’t is goed en heilig, wat Hij wil.
Richt dan op Hem vertrouwend ’t oog;
Hij voert u door de smart omhoog.
3 Treed vrolijk voort op ’s Heren wegen;
volbreng uw taak in zijne kracht;
’t wordt eind’lijk alles u ten zegen,
wanneer gij biddend daarop wacht.
Wie steeds gelovig op Hem ziet,
begeeft, verlaat Hij eeuwig niet.