Lied 24
1 O dierb’re Jezus, vol genade,
vol leven, troost en lieflijkheid;
aanbiddend slaan Gods eng’len gade
de rijkdom uwer heerlijkheid.
En wij zien U, de Mensenzoon,
gezeten in uws Vaders troon.
2 Gij zijt ons alles: onze sterkte,
verlossing, wijsheid, licht en kracht.
Wat een der uwen goeds bewerkte,
’t werd al door uw gena volbracht;
al wat wij zijn of hebben, Heer,
zij U alleen tot lof en eer.
3 Uw trouwe liefde kan niet falen,
zij bracht het leven in de dood;
zij stroomt nu zonder perk of palen,
en troost ons in de grootste nood.
Onthoudt G’ ons iets, wij zijn gewis,
dat ’t ons tot nut en voordeel is.
4 Al zou dan alles ook bezwijken
in deze wereld vol verdriet,
uw liefde zal van ons niet wijken,
en uw genade wankelt niet.
Heer, Gij alleen verheugt ons hart,
met U verdragen we alle smart.