Lied 41
1 Rust, mijn ziel, wat zou u kwellen
of ontstellen?
Is dan God uw Vader niet?
Hoort Hij niet naar Jezus’ bede?
Is zijn vrede
u niet meer dan al ’t verdriet?
2 Heeft zijn Zoon voor u zijn leven
niet gegeven?
Woont zijn Geest niet in uw hart?
Zou Hij uw belang niet weten,
u vergeten,
u verlaten in uw smart?
3 Heeft Hij niet in vele noden
hulp geboden?
God is goed, ja God alleen.
Nimmer is zijn trouw bezweken,
ze is gebleken,
als het u onmoog’lijk scheen.
4 Wie kon ooit zijn macht beperken?
God kan werken
alles wat zijn wijsheid wil;
Hij is machtig, uw ontfermer,
uw beschermer;
als Hij spreekt, zijn stormen stil.
5 Is u de uitkomst nog verborgen,
werp uw zorgen
op de Heer; want Hij is goed.
Hij zal raad en hulpe geven;
wil niet beven,
wat u op deez’ aard’ ontmoet.
6 Hoop op zijn beloftenissen.
Niets zal missen,
wat Gods Woord u heeft beloofd;
wat Gods liefde goed zal keuren
zal gebeuren;
volg dan zwijgend, en geloof.
7 Jezus bidt, dat ge uw verlangen
moogt ontvangen,
als ’t u nuttig wezen zou.
Geeft God niet naar uw begeren,
’t mag u leren
rusten in zijn Vadertrouw.