Lied 5
1 Looft de Heer, Hij is de liefde;
Hij verlaat de zijnen niet;
wat ons harte hier ook griefde,
Hij is ’t voorwerp van ons lied.
2 Looft de Heer, Hij schonk ons vrede,
heeft in Jezus ons gericht;
Hij verhoort der zijnen bede;
vriend’lijk straalt zijn aangezicht.
3 Looft de Heer, zo vol genade,
vol van waarheid, kracht en licht;
Hij slaat ons in liefde gade;
vriend’lijk straalt zijn aangezicht.
4 Looft de Heer, prijst zijne trouwe,
nee, zijn volk verlaat Hij niet.
Dat een ieder op Hem bouwe;
Hij is ’t voorwerp van ons lied.
Geistliche Lieder (Der Taschen-Ausgabe 5. Auflage. Elberfeld (R. Brockhaus) 1927):
Lied 7
Lobt den Herrn! Er ist die Liebe,
Er verläßt die Seinen nicht.
Scheint es um uns her auch trübe,
Freundlich strahlt Sein Angesicht.
Lobt den Herrn! Er brachte Frieden,
Stand einst für uns im Gericht,
Ging voran im Kampf hienieden,
Freundlich strahlt Sein Angesicht.
Lobt den Herrn! Er ist voll Gnade,
Ist voll Langmut, Kraft und Licht.
Sind auch dornicht unsre Pfade,
Freundlich strahlt Sein Angesicht.
Lobt den Herrn, rühmt Seine Treue!
Nein, Sein Volk verläßt Er nicht,
Spendet Segen stets aufs neue,
Freundlich strahlt Sein Angesicht.
(Friedrich Adolf Krummacher 1767-1845 · Melodie Elberfeld 1853)