Lied 55
1 Uw dis, o Heer, geeft ons van uwe trouw de panden,
spreekt van uw dood aan ’t kruis en uw verzoeningsbloed.
Geen bange vrees knelt ons nu meer in hare banden.
Hoe is het hier ons harte goed!
2 Dit brood en deze kelk, die Gij ons hebt gegeven,
getuigen van uw dood en van uw toekomst, Heer.
Zij spreken tot ons hart hier in dit pelgrimsleven:
getroost, de zonden zijn niet meer.
3 De voorhang is gescheurd, de hemel is nu open;
het leven in het licht is thans ons eeuwig lot.
De toorn, die op ons was, is op U aangelopen;
uw liefde is groot, o Lam van God!
4 Uw werk is nu volbracht, Gij hebt uw bloed gedragen
in ’t heiligdom, waar Ge onze Hogepriester zijt
en altijd voor ons bidt, Gij, ’s Vaders welbehagen,
tot we ingaan in de heerlijkheid.