Lied 9
1 Wie vindt er woorden, U te danken;
o Vader, uwe liefde is groot!
Wat zijn hier onze zwakke klanken,
Gij gaaft de Zoon ons uit uw schoot.
Gij gaaft, o God, uw eengeboor’ne,
voor zondaars stondt G’ uw liev’ling af;
voor uwe haters, voor verloor’nen
deedt Gij Hem gaan in dood en graf.
2 Nu weten wij, God vol erbarmen,
dat Gij de liefde zelve zijt;
dat wij in uwe vaderarmen
door Christus rusten voor altijd.
In Hem gaaft Gij ons ’t eeuwig leven,
ja, alles… o, wie mint zo teer!
Een God, die zelfs zijn Zoon kon geven,
onthoudt ons in zijn trouw niets meer.