Lied 91
1 Uw schapen kennen U, o Heer, zo groot als goed.
U kent uw schapen ook; U geeft hun vreugde en zegen;
U gaat hen voor langs welgebaande wegen;
U geeft hun rust en weide en overvloed.
2 U houdt naar hen getrouw uw armen uitgebreid;
uw almacht waakt voor hen bij dag en avondstonde;
en ieder uur, ja iedere seconde,
getuigt, o Heer, van uw barmhartigheid.
3 U leidt hen zachtkens voort ter levens-springfontein.
U weert de wrede wolf; U hoedt hen, als zij slapen;
U, herder, stelt uw leven voor uw schapen,
en niets, o Heer, is voor uw zorg te klein.