Lied 94
1 U bent, o Heer, mijn leven,
U hebt U zelf gegeven
als offerand’ voor mij.
Gereinigd van de zonden
ben ‘k vast aan U verbonden,
en van de last der zonden vrij.
2 Op U wil ik steeds hopen,
uw hart staat voor mij open,
U bent mijn heil, mijn licht.
Hoe zal ik U daarboven
met eeuw’ge blijdschap loven,
als ik zal zien uw aangezicht.
3 U bent voor mij gestorven,
hebt ’t leven mij verworven,
U bent mijn grootste schat.
Nu wil ik heel mijn leven
volkomen aan U geven,
daar U mij ’t eerst hebt liefgehad.
4 Aan U wil ik slechts denken,
en ’t harte niet meer schenken
aan ’t zichtbaar goed der aard’.
Gij zult m’ in vette weiden,
aan stille waat’ren leiden,
en voert mij eenmaal hemelwaart.