Lied 98
1 O, Gij ziet het kwijnen
van gans ’t creatuur;
Heer, naar uw verschijnen
zucht het uur bij uur.
Och, verhaast die tijden,
waarin U als Heer
alles zal belijden
tot des Vaders eer.
2 Wil toch spoedig komen
voor uw dierb’re bruid;
zuchtend zien de vromen
naar de bruigom uit.
Voer hen tot uw Vader,
en aanvaard uw macht;
kom met hen te gader,
en regeer met kracht.
3 Gij, Gods onderdanen,
heft uw hart omhoog.
God zelf zal de tranen
wissen uit uw oog;
in des hemels weiden
zal de levensvorst,
Jezus, ’t Lam, u leiden,
lessen uwe dorst.